Mandato in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

mandato:
- mandaat; volmacht; vergunning; procuratie; licentie; kennisgeving; aanschrijving; aanzegging; mengelmoes; samenraapsel; allegaartje; dienstorder; aanwijzing; voorschrift; instructie; lastgeving
Wiktionary:
- mandato → bevelschrift, commando, mandaat, sommatie
- mandato → bevel, opdracht, order, bestelling, orde, gevolmachtigde, verzoek, oproeping, sommatie, bestuur, bewind, heerschappij, regering, commando, lastbrief, mandaat, volmacht

Spaans

Uitgebreide vertaling voor mandato (Spaans) in het Nederlands

mandato:

mandato [el ~] zelfstandig naamwoord

el mandato (poder; encargo; autorización; carta-poder)
het mandaat; de volmacht; de vergunning; de procuratie; de licentie
- mandaat [het ~] zelfstandig naamwoord
- volmacht [de ~] zelfstandig naamwoord
- vergunning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- procuratie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- licentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el mandato (notificación; aviso; pedido; orden; encargo; circular; requerimiento; evocación)
de kennisgeving; de aanschrijving; de aanzegging
- kennisgeving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanschrijving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanzegging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el mandato (colección; paquete; mazo; potpurrí; conjunto; traje; orden; peso; mochila; montón; marco; molestia; envase; masa; grupo; embalaje; progreso; desorden; maraña; problemas; cuadrilla; envoltorio; gravamen; estorbo; fardo; imputación; fajo; tropas; compilación; petate; desbarajuste; revoltijo; hatajo; pelotón; mezcolanza; popurrí; patrulla de reconocimiento)
de mengelmoes; het samenraapsel; het allegaartje
- mengelmoes [de ~] zelfstandig naamwoord
- samenraapsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- allegaartje [het ~] zelfstandig naamwoord
el mandato (orden; mando; encargo; comando; tarea)
de dienstorder
- dienstorder [de ~] zelfstandig naamwoord
el mandato (instrucción; tarea; enseñanza; indicación; mando; orden; encargo; asignación; misión; comando)
de aanwijzing; het voorschrift; de instructie
- aanwijzing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- voorschrift [het ~] zelfstandig naamwoord
- instructie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el mandato
het mandaat; de lastgeving
- mandaat [het ~] zelfstandig naamwoord
- lastgeving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el mandato
de volmacht
- volmacht [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor mandato:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanschrijving	aviso; circular; encargo; evocación; mandato; notificación; orden; pedido; requerimiento	cédula de notificación
aanwijzing	asignación; comando; encargo; enseñanza; indicación; instrucción; mandato; mando; misión; orden; tarea	directivas; directrices; espolón; esporo; espuela; gesto; huella; indicación; indicio; información; mensajero; precursor; precursora; presagio; punta; punto de referencia; seña; señal; signo precursor; sugerencia; síntoma; vestigio; vía
aanzegging	aviso; circular; encargo; evocación; mandato; notificación; orden; pedido; requerimiento
allegaartje	colección; compilación; conjunto; cuadrilla; desbarajuste; desorden; embalaje; envase; envoltorio; estorbo; fajo; fardo; gravamen; grupo; hatajo; imputación; mandato; maraña; marco; masa; mazo; mezcolanza; mochila; molestia; montón; orden; paquete; patrulla de reconocimiento; pelotón; peso; petate; popurrí; potpurrí; problemas; progreso; revoltijo; traje; tropas
dienstorder	comando; encargo; mandato; mando; orden; tarea
instructie	asignación; comando; encargo; enseñanza; indicación; instrucción; mandato; mando; misión; orden; tarea	clase; comando; comisión; educación; instrucción; instrucción de acción; lección
kennisgeving	aviso; circular; encargo; evocación; mandato; notificación; orden; pedido; requerimiento	anuncio; aviso; circular; comunicación; comunicado; cédula de notificación; información; informe; noticia; notificación; proclamación; publicación; revelación
lastgeving	mandato	autorización; carta-poder; encargo; instrucciones; ordenes; poder; tarea
licentie	autorización; carta-poder; encargo; mandato; poder	autorización; certificado; diploma; licencia; licencia de patente; licencia para vender bebidas alcohólicas; pase; permiso
mandaat	autorización; carta-poder; encargo; mandato; poder	encargo; instrucciones; mandato electoral; mandatos; ordenes; tarea; órdenes
mengelmoes	colección; compilación; conjunto; cuadrilla; desbarajuste; desorden; embalaje; envase; envoltorio; estorbo; fajo; fardo; gravamen; grupo; hatajo; imputación; mandato; maraña; marco; masa; mazo; mezcolanza; mochila; molestia; montón; orden; paquete; patrulla de reconocimiento; pelotón; peso; petate; popurrí; potpurrí; problemas; progreso; revoltijo; traje; tropas
procuratie	autorización; carta-poder; encargo; mandato; poder
samenraapsel	colección; compilación; conjunto; cuadrilla; desbarajuste; desorden; embalaje; envase; envoltorio; estorbo; fajo; fardo; gravamen; grupo; hatajo; imputación; mandato; maraña; marco; masa; mazo; mezcolanza; mochila; molestia; montón; orden; paquete; patrulla de reconocimiento; pelotón; peso; petate; popurrí; potpurrí; problemas; progreso; revoltijo; traje; tropas
vergunning	autorización; carta-poder; encargo; mandato; poder	autorización; carnet de conducir; licencia; licencia para vender bebidas alcohólicas; pase; permiso; permiso de conducir
volmacht	autorización; carta-poder; encargo; mandato; poder	aprobación; autorización; carta-poder; consentimiento; escolta; licencia; pase; permiso; poder
voorschrift	asignación; comando; encargo; enseñanza; indicación; instrucción; mandato; mando; misión; orden; tarea	directiva; instrucción; norma; regla; regulación

Verwante woorden van "mandato":

mandatos

Synoniemen voor "mandato":

mandamiento; orden; precepto; ley; ordenanza; instrucción; prescripción
bando; banco; edicto
gestión; trámite; papeleo; diligencia; encargo
ucase; decreto; orden

Wiktionary: mandato

mandato

noun

een schriftelijk bevel
- bevelschrift → mandato; orden
bevel, leiding
- commando → comando; mandato; mando
opdracht om een bepaald proces uit te voeren
- commando → comando; orden; instrucción; mandato
(tijdelijke) volmacht, machtiging
- mandaat → autorización; mandato
aanmaning
- sommatie → mandato; orden

Cross Translation:

From	To	Via
• mandato	→ bevel; opdracht	↔ command — order
• mandato	→ order; bevel	↔ order — command
• mandato	→ bestelling; order	↔ order — request for some product or service
• mandato	→ orde	↔ order — religious group
• mandato	→ gevolmachtigde	↔ proxy — authority to act for another, especially when written
• mandato	→ verzoek; oproeping; sommatie	↔ Aufforderung — Dringende Bitte, etwas zu tun
• mandato	→ bestuur; bewind; heerschappij; regering; bevel; commando	↔ commandement — À trier
• mandato	→ lastbrief; mandaat; volmacht	↔ mandat — Traductions à trier suivant le sens

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van mandato

Remove Ads

Vertaal mandato van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor mandato (Spaans) in het Nederlands

mandato:

mandato [el ~] zelfstandig naamwoord

el mandato (poder; encargo; autorización; carta-poder)

el mandato (notificación; aviso; pedido; orden; encargo; circular; requerimiento; evocación)

el mandato (orden; mando; encargo; comando; tarea)

el mandato (instrucción; tarea; enseñanza; indicación; mando; orden; encargo; asignación; misión; comando)

el mandato

el mandato

Vertaal Matrix voor mandato:

Verwante woorden van "mandato":

Synoniemen voor "mandato":

Wiktionary: mandato

Verwante vertalingen van mandato