Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- largo:
-
largarse:
- gaan; vertrekken; weggaan; heengaan; opstappen; opbreken; opflikkeren; oprotten; opkrassen; opdonderen; inrukken; oplazeren; ophoepelen; ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren; verlaten; afreizen; wegtrekken; verdwijnen; wegreizen; er vandoor gaan; er tussenuit knijpen; met de noorderzon vertrekken; naar de vijand overlopen; wegscheren; zich wegscheren
- inrukken; ophoepelen
-
Wiktionary:
- largo → breedvoerig, lang, langdurig, omstandig, uitvoerig
- largo → lengte, lang
- largarse → vluchten, wegstuiven, het op een lopen zetten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor largo (Spaans) in het Nederlands
largo:
-
largo (alto; largo de brazos)
-
largo (de larga duración; prolongado)
-
largo (detallado; amplio; elaborado; ancho; extenso; vasto; prolongado; extensivo; verboso; con todo detalle; dilatado; minucioso; prolijo; espacioso; holgado; intrincado; detalladamente; nimio; extinto; circunstanciado; en detalle; a lo ancho; demasiado vasto; demasiado extenso; en todo detalle; que ha dejado de surtir efecto)
-
el largo (longitud)
Vertaal Matrix voor largo:
Verwante woorden van "largo":
Synoniemen voor "largo":
Wiktionary: largo
largo
Cross Translation:
adjective
-
tijd en ruimte nemend om alle kanten uitgebreid te bezien
-
van grote duur
-
van grote lengte
-
een lange tijd durend
-
breedvoerig, uitvoerig, wijdlopig en daardoor volledig
-
op uitgebreide wijze
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• largo | → lengte | ↔ length — measurement of distance |
• largo | → lang | ↔ long — having much distance from one point to another |
• largo | → lang | ↔ long — having great duration |
• largo | → lang | ↔ lang — große Ausmaße, große räumliche Ausmaße habend; über große Ausmaße, große Ausdehnung verfügend |
• largo | → lang | ↔ long — Qualifie des objets considérer dans leur dimension d’une extrémité à l’autre, par opposition à court. |
largarse:
-
largarse (irse; partir; salir; marcharse)
-
largarse
-
largarse
-
largarse (irse a la mierda)
-
largarse (marcharse; salir; irse; escaparse; despedirse a la francesa; tomar las de Villadiego; coger las de Villadiego; fugarse; huirse; evadirse; irse pitando)
ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren-
ervandoor gaan werkwoord (ga ervandoor, gaat ervandoor, ging ervandoor, gingen ervandoor, ervandoor gegaan)
-
zich uit de voeten maken werkwoord
-
de plaat poetsen werkwoord
-
hem smeren werkwoord
-
-
largarse (irse de viaje; salir; irse; marcharse; partir; abandonar; zarpar; agotar; correrse; alejarse de)
-
largarse (descender; bajar; levantarse; escapar; marcharse; esquivar; eludir; escabullirse; esfumarse; apearse; coger las de Villadiego; desembarcarse; poner pies en polvorosa; tomar las de Villadiego)
er vandoor gaan; er tussenuit knijpen-
er vandoor gaan werkwoord (ga er vandoor, gaat er vandoor, ging er vandoor, gingen er vandoor, er vandoor gegaan)
-
er tussenuit knijpen werkwoord (knijp er tussenuit, knijpt er tussenuit, kneep er tussenuit, knepen er tussenuit, tussenuit geknepen)
-
-
largarse (tomar las de Villadiego; marcharse)
-
largarse (desertar; salir; pasarse; eludir; hundirse; destacarse; pasar desapercibido)
-
largarse (borrarse; pirarse)
-
largarse (pirarse)
zich wegscheren-
zich wegscheren werkwoord
-
Conjugations for largarse:
presente
- me largo
- te largas
- se larga
- nos largamos
- os largáis
- se largan
imperfecto
- me largaba
- te largabas
- se largaba
- nos largábamos
- os largabais
- se largaban
indefinido
- me largué
- te largaste
- se largó
- nos largamos
- os largasteis
- se largaron
fut. de ind.
- me largaré
- te largarás
- se largará
- nos largaremos
- os largaréis
- se largarán
condic.
- me largaría
- te largarías
- se largaría
- nos largaríamos
- os largaríais
- se largarían
pres. de subj.
- que me largue
- que te largues
- que se largue
- que nos larguemos
- que os larguéis
- que se larguen
imp. de subj.
- que me largara
- que te largaras
- que se largara
- que nos largáramos
- que os largarais
- que se largaran
miscelánea
- ¡lárgate!
- ¡largaos!
- ¡no te largues!
- ¡no os larguéis!
- largado
- largándose
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
-
el largarse (pirarse)
Vertaal Matrix voor largarse:
Synoniemen voor "largarse":
Wiktionary: largarse
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• largarse | → vluchten; wegstuiven; het op een lopen zetten | ↔ skedaddle — move or run away quickly |