Juzgar in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

juzgar:
- beoordelen; goed- of afkeuren; oordelen; een oordeel wijzen; rechtspreken
Wiktionary:
- juzgar → beoordelen
- juzgar → berechten, kritiseren, beoordelen, bekritiseren, achten, oordelen, rechtspreken, ziften, zeven, vonnissen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor juzgar (Spaans) in het Nederlands

juzgar:

juzgar werkwoord

juzgar (criticar; hacer una crítica de)
beoordelen; goed- of afkeuren
- beoordelen werkwoord (beoordeel, beoordeelt, beoordeelde, beoordeelden, beoordeeld)
- goed- of afkeuren werkwoord
juzgar (administrar justicia; sentenciar; formarse un juicio)
oordelen; een oordeel wijzen; rechtspreken
- oordelen werkwoord (oordeel, oordeelt, oordeelde, oordeelden, geoordeeld)
- een oordeel wijzen werkwoord
- rechtspreken werkwoord (spreek recht, spreekt recht, sprak recht, spraken recht, rechtgesproken)

Conjugations for juzgar:

presente

juzgo
juzgas
juzga
juzgamos
juzgáis
juzgan

imperfecto

juzgaba
juzgabas
juzgaba
juzgábamos
juzgabais
juzgaban

indefinido

juzgué
juzgaste
juzgó
juzgamos
juzgasteis
juzgaron

fut. de ind.

juzgaré
juzgarás
juzgará
juzgaremos
juzgaréis
juzgarán

condic.

juzgaría
juzgarías
juzgaría
juzgaríamos
juzgaríais
juzgarían

pres. de subj.

que juzgue
que juzgues
que juzgue
que juzguemos
que juzguéis
que juzguen

imp. de subj.

que juzgara
que juzgaras
que juzgara
que juzgáramos
que juzgarais
que juzgaran

miscelánea

¡juzga!
¡juzgad!
¡no juzgues!
¡no juzguéis!
juzgado
juzgando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor juzgar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beoordelen	criticar; hacer una crítica de; juzgar
een oordeel wijzen	administrar justicia; formarse un juicio; juzgar; sentenciar
goed- of afkeuren	criticar; hacer una crítica de; juzgar
oordelen	administrar justicia; formarse un juicio; juzgar; sentenciar
rechtspreken	administrar justicia; formarse un juicio; juzgar; sentenciar

Synoniemen voor "juzgar":

fallar; sentenciar; dictaminar; enjuiciar; arbitrar; resolver; decidir; decretar; establecer
figurarse; estimar; conceptuar; considerar; opinar; creer; pensar; suponer

Wiktionary: juzgar

juzgar

verb

tot een oordeel komen over iets
- beoordelen → juzgar; evaluar; calificar

Cross Translation:

From	To	Via
• juzgar	→ berechten	↔ adjudicate — to settle a legal case or other dispute
• juzgar	→ kritiseren; beoordelen; bekritiseren	↔ criticise — to evaluate
• juzgar	→ achten	↔ find — determine, judge
• juzgar	→ oordelen	↔ judge — to sit in judgment on, pass sentence on
• juzgar	→ beoordelen	↔ judge — to form an opinion on
• juzgar	→ oordelen; rechtspreken	↔ judge — to sit in judgment on, act as judge
• juzgar	→ ziften; zeven	↔ sift — to examine (something) carefully
• juzgar	→ berechten	↔ try — to put on trial
• juzgar	→ beoordelen	↔ beurteilen — (transitiv) über jemanden oder etwas ein Urteil fällen
• juzgar	→ berechten; oordelen; beoordelen; vonnissen	↔ juger — juri\|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.

Computer vertaling door derden: