Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
júbilo:
- plezier; pret; lol; jolijt; gein; leut; keet; pretmakerij; jool; gejuich; jubel; vrolijkheid; blijmoedigheid; blijheid; opgewektheid
-
Wiktionary:
- júbilo → vreugde, vrolijkheid
Spaans
Uitgebreide vertaling voor júbilo (Spaans) in het Nederlands
júbilo:
-
el júbilo (diversión; gusto; alegría; broma; gracia; gozo; locura; alborozo; bromas; placer; cachondeo; optimismo)
-
el júbilo (alborozo; vivacidad; hilaridad; buen humor; alegría; euforia; jovialidad; genio festivo; animación; optimismo)
-
el júbilo
-
el júbilo (alegría; gozo; buen humor; gusto; placer; animación; hilaridad; genio festivo; contento; optimismo; diversión; euforia; jolgorio; vivacidad; jovialidad)
Vertaal Matrix voor júbilo:
Verwante woorden van "júbilo":
Synoniemen voor "júbilo":
Computer vertaling door derden: