Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- irse:
-
Wiktionary:
- irse → afgaan, verlaten, vertrekken, weggaan
- irse → vertrekken, weggaan, wegwezen, vluchten, wegstuiven, het op een lopen zetten, afrijden, uitlopen, uitvaren, wegrijden, starten, afgaan, zich verwijderen, afvuren, losbranden, opstappen, op weg gaan, tijgen, aan de gang brengen
Spaans
Uitgebreide vertaling voor irse (Spaans) in het Nederlands
irse:
-
irse (partir; salir; largarse; marcharse)
-
irse (salir; dejar; marcharse; retirarse; abandonar; cesar)
-
irse (salir; marcharse; irse de viaje)
-
irse (irse de viaje; salir; marcharse; partir; abandonar; zarpar; largarse; agotar; correrse; alejarse de)
-
irse (largarse; marcharse; salir; escaparse; despedirse a la francesa; tomar las de Villadiego; coger las de Villadiego; fugarse; huirse; evadirse; irse pitando)
ervandoor gaan; zich uit de voeten maken; de plaat poetsen; hem smeren-
ervandoor gaan werkwoord (ga ervandoor, gaat ervandoor, ging ervandoor, gingen ervandoor, ervandoor gegaan)
-
zich uit de voeten maken werkwoord
-
de plaat poetsen werkwoord
-
hem smeren werkwoord
-
-
irse (retirar)
zich verwijderen-
zich verwijderen werkwoord
-
Conjugations for irse:
presente
- me voy
- te vas
- se va
- nos vamos
- os vaís
- se van
imperfecto
- me iba
- te ibas
- se iba
- nos íamos
- os ibais
- se iban
indefinido
- me fue
- te fuiste
- se fue
- nos fuimos
- os fuisteis
- se fueron
fut. de ind.
- me iré
- te irás
- se irá
- nos iremos
- os iréis
- se irán
condic.
- me iría
- te irías
- se iría
- nos iríamos
- os iríais
- se irían
pres. de subj.
- que me vaya
- que te vayas
- que se vaya
- que nos vayamos
- que os vayáis
- que se vayan
imp. de subj.
- que me fuera
- que te fueras
- que se fuera
- que nos fuéramos
- que os fuerais
- que se fueran
miscelánea
- ¡vete!
- ¡idos!
- ¡no te vayas!
- ¡no os vayáis!
- ido
- yéndose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor irse:
Synoniemen voor "irse":
Wiktionary: irse
irse
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• irse | → vertrekken | ↔ depart — to leave |
• irse | → weggaan | ↔ go away — to depart or leave a place |
• irse | → weggaan; vertrekken | ↔ leave — To depart (intransitive) |
• irse | → wegwezen | ↔ scram — go away |
• irse | → vluchten; wegstuiven; het op een lopen zetten | ↔ skedaddle — move or run away quickly |
• irse | → afrijden; uitlopen; uitvaren; vertrekken; wegrijden; starten; afgaan; weggaan; zich verwijderen; afvuren; losbranden; opstappen; op weg gaan; tijgen; aan de gang brengen | ↔ partir — (vieilli) diviser en plusieurs parts. On ne l’emploie plus, en ce sens, que dans cette phrase : |