Intruso in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

intruso:
- sluiper; inbreker; geveltoerist; binnendringer; dief; indringer; insluiper; spion; infiltrant
Wiktionary:
- intruso → indringer
- intruso → bemoeial, indringer, intrusief

Spaans

Uitgebreide vertaling voor intruso (Spaans) in het Nederlands

el intruso
sluiper
- sluiper [znw.] zelfstandig naamwoord
el intruso (ladrón que entra escalando fachadas; ladrón; escalador)
de inbreker; de geveltoerist; de binnendringer; de dief
- inbreker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geveltoerist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- binnendringer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- dief [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el intruso (intrusa; infiltrado)
de binnendringer; de indringer; de insluiper
- binnendringer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- indringer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- insluiper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el intruso (infiltrante; chismoso; espía; invasor; caco; intrusa; infiltrado)
de spion; de infiltrant; de binnendringer
- spion [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- infiltrant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- binnendringer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
binnendringer	caco; chismoso; escalador; espía; infiltrado; infiltrante; intrusa; intruso; invasor; ladrón; ladrón que entra escalando fachadas
dief	escalador; intruso; ladrón; ladrón que entra escalando fachadas	caco; ladrón; vil
geveltoerist	escalador; intruso; ladrón; ladrón que entra escalando fachadas
inbreker	escalador; intruso; ladrón; ladrón que entra escalando fachadas
indringer	infiltrado; intrusa; intruso
infiltrant	caco; chismoso; espía; infiltrado; infiltrante; intrusa; intruso; invasor
insluiper	infiltrado; intrusa; intruso
sluiper	intruso
spion	caco; chismoso; espía; infiltrado; infiltrante; intrusa; intruso; invasor

intruso

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• intruso	→ bemoeial	↔ busybody — someone who interferes with others
• intruso	→ indringer	↔ intruder — someone who intrudes
• intruso	→ intrusief	↔ intrusive — tending to intrude