Overzicht


Spaans

Uitgebreide vertaling voor intimidar (Spaans) in het Nederlands

intimidar:

intimidar werkwoord

  1. intimidar
    intimideren; terroriseren; tiranniseren; vrees aanjagen
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • terroriseren werkwoord (terroriseer, terroriseert, terroriseerde, terroriseerden, geterroriseerd)
    • tiranniseren werkwoord (tiranniseer, tiranniseert, tiranniseerde, tiranniseerden, getiranniseerd)
    • vrees aanjagen werkwoord
  2. intimidar (amenazar; asustar; poner en peligro; )
    bedreigen
    • bedreigen werkwoord (bedreig, bedreigt, bedreigde, bedreigden, bedreigd)
  3. intimidar (hacer sentir avergonzado a una persona)
    verlegen maken
    • verlegen maken werkwoord (maak verlegen, maakt verlegen, maakte verlegen, maakten verlegen, verlegen gemaakt)
  4. intimidar (tiranizar)
    intimideren; ringeloren; tiranniseren
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • ringeloren werkwoord (ringeloor, ringeloort, ringeloorde, ringeloorden, geringeloord)
    • tiranniseren werkwoord (tiranniseer, tiranniseert, tiranniseerde, tiranniseerden, getiranniseerd)
  5. intimidar (poner bajo presión; hacer chantaje)
    intimideren; onder druk zetten
    • intimideren werkwoord (intimideer, intimideert, intimideerde, intimideerden, geïntimideerd)
    • onder druk zetten werkwoord (zet onder druk, zette onder druk, zetten onder druk, onder druk gezet)

Conjugations for intimidar:

presente
  1. intimido
  2. intimidas
  3. intimida
  4. intimidamos
  5. intimidáis
  6. intimidan
imperfecto
  1. intimidaba
  2. intimidabas
  3. intimidaba
  4. intimidábamos
  5. intimidabais
  6. intimidaban
indefinido
  1. intimidé
  2. intimidaste
  3. intimidó
  4. intimidamos
  5. intimidasteis
  6. intimidaron
fut. de ind.
  1. intimidaré
  2. intimidarás
  3. intimidará
  4. intimidaremos
  5. intimidaréis
  6. intimidarán
condic.
  1. intimidaría
  2. intimidarías
  3. intimidaría
  4. intimidaríamos
  5. intimidaríais
  6. intimidarían
pres. de subj.
  1. que intimide
  2. que intimides
  3. que intimide
  4. que intimidemos
  5. que intimidéis
  6. que intimiden
imp. de subj.
  1. que intimidara
  2. que intimidaras
  3. que intimidara
  4. que intimidáramos
  5. que intimidarais
  6. que intimidaran
miscelánea
  1. ¡intimida!
  2. ¡intimidad!
  3. ¡no intimides!
  4. ¡no intimidéis!
  5. intimidado
  6. intimidando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor intimidar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedreigen amenazar; asustar; dar miedo; dar un susto; espantar; intimidar; meter miedo; poner en peligro
intimideren hacer chantaje; intimidar; poner bajo presión; tiranizar
onder druk zetten hacer chantaje; intimidar; poner bajo presión
ringeloren intimidar; tiranizar
terroriseren intimidar
tiranniseren intimidar; tiranizar
verlegen maken hacer sentir avergonzado a una persona; intimidar
vrees aanjagen intimidar

Synoniemen voor "intimidar":


Wiktionary: intimidar

intimidar
verb
  1. iemands gedrag beïnvloeden door hem angst aan te jagen

Cross Translation:
FromToVia
intimidar intimideren browbeat — to bully in an intimidating way
intimidar treiteren; pesten; jennen bully — to intimidate
intimidar afschrikken daunt — to discourage
intimidar intimideren intimidate — to make timid or fearful