Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- informar:
-
Wiktionary:
- informar → informeren, mededelen, rapporteren, verwittigen
- informar → inlichten, berichten, rapporteren, verwittigen, informeren, voorlichten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor informar (Spaans) in het Nederlands
informar:
-
informar (reportar; declarar; notificar; comentar sobre; rendir informe; informar de)
melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen-
verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
-
informar (dar informes; hablar; hacer saber; parlar; advertir; comunicar)
-
informar (hacer saber; decir; avisar; advertir; poner en conocimiento; anunciar; informar acerca de; comunicar; poner algo en conocimiento; reportar; atemorizar; dar a conocer; reportear; alarmar; informar de; mencionar; dar informes; dar informes sobre)
informeren; op de hoogte brengen; verwittigen; waarschuwen; van iets in kennis stellen; tippen; inlichten-
op de hoogte brengen werkwoord
-
van iets in kennis stellen werkwoord (stel van iets in kennis, stelt van iets in kennis, stelde van iets in kennis, stelden van iets in kennis, van iets in kennis gesteld)
-
informar (reportar; poner en conocimiento; comunicar; hacer saber; dar informes; dar informes sobre; presentar un informe; poner al día; reportear; poner al tanto)
-
informar (advertir; llamar la atención sobre; hacer referencia; dar informes; informar acerca de)
Conjugations for informar:
presente
- informo
- informas
- informa
- informamos
- informáis
- informan
imperfecto
- informaba
- informabas
- informaba
- informábamos
- informabais
- informaban
indefinido
- informé
- informaste
- informó
- informamos
- informasteis
- informaron
fut. de ind.
- informaré
- informarás
- informará
- informaremos
- informaréis
- informarán
condic.
- informaría
- informarías
- informaría
- informaríamos
- informaríais
- informarían
pres. de subj.
- que informe
- que informes
- que informe
- que informemos
- que informéis
- que informen
imp. de subj.
- que informara
- que informaras
- que informara
- que informáramos
- que informarais
- que informaran
miscelánea
- ¡informa!
- ¡informad!
- ¡no informes!
- ¡no informéis!
- informado
- informando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor informar:
Synoniemen voor "informar":
Wiktionary: informar
informar
Cross Translation:
verb
-
inlichten
-
doen vernemen
-
het uitbrengen van een verslag of rapport
-
~ van iemand ergens van op de hoogte brengen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• informar | → inlichten | ↔ apprise — to notify |
• informar | → berichten; rapporteren | ↔ report — to relate details of |
• informar | → verwittigen | ↔ benachrichtigen — (transitiv) jemanden von etwas in Kenntnis setzen, jemandem eine Nachricht zukommen lassen |
• informar | → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten | ↔ informer — instruire de quelque chose ; faire savoir quelque chose. |
• informar | → berichten; informeren; inlichten; verwittigen; voorlichten | ↔ renseigner — Donner des renseignements. (Sens général). |
Computer vertaling door derden: