Spaans
Uitgebreide vertaling voor informal (Spaans) in het Nederlands
informal:
-
informal (casual)
informeel; vrijblijvend; voorlopig-
informeel bijvoeglijk naamwoord
-
vrijblijvend bijvoeglijk naamwoord
-
voorlopig bijvoeglijk naamwoord
-
-
informal (familiar; confianzudo)
familiair; makkelijk in de omgang-
familiair bijvoeglijk naamwoord
-
makkelijk in de omgang bijvoeglijk naamwoord
-
-
informal (familiar; confianzudo)
-
informal (desaliñado; dejado; indiferente; negligente; distraído; descuidado; despreocupado; sin cuidado; informalmente vestido)
nonchalant-
nonchalant bijvoeglijk naamwoord
-
-
informal (no confirmado; no oficial)
onbevestigd-
onbevestigd bijvoeglijk naamwoord
-
-
informal (oficioso; no confirmado; no oficial; semi oficial)
onofficieel; officieus; zijdelings; niet officieel-
onofficieel bijvoeglijk naamwoord
-
officieus bijvoeglijk naamwoord
-
zijdelings bijvoeglijk naamwoord
-
niet officieel bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor informal:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
familiair | confianzudo; familiar; informal | |
informeel | casual; informal | |
nonchalant | dejado; desaliñado; descuidado; despreocupado; distraído; indiferente; informal; informalmente vestido; negligente; sin cuidado | |
officieus | informal; no confirmado; no oficial; oficioso; semi oficial | |
onbevestigd | informal; no confirmado; no oficial | |
onofficieel | informal; no confirmado; no oficial; oficioso; semi oficial | |
voorlopig | casual; informal | entretanto; por ahora; por el momento; provisional; provisionalmente; temporal; temporaneo; transitorio |
vrijblijvend | casual; informal | |
zijdelings | informal; no confirmado; no oficial; oficioso; semi oficial | de lado; de reojo; indirectamente; indirecto |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
makkelijk in de omgang | confianzudo; familiar; informal | |
niet officieel | informal; no confirmado; no oficial; oficioso; semi oficial | |
tutoyerend | confianzudo; familiar; informal |