Spaans

Uitgebreide vertaling voor indiquen (Spaans) in het Nederlands

indicar:

indicar werkwoord

  1. indicar (asignar; mostrar; señalar)
  2. indicar (significar)
    duiden op; wijzen op
    • duiden op werkwoord (duid op, duidt op, duidde op, duidden op, geduid op)
    • wijzen op werkwoord
  3. indicar (denotar; explicar; manifestar; )
    duiden
    • duiden werkwoord (duid, duidt, duidde, duidden, geduid)
  4. indicar (suscribirse a; suscribir; apuntarse; )
    inschrijven; intekenen
    • inschrijven werkwoord (schrijf in, schrijft in, schreef in, schreven in, ingeschreven)
    • intekenen werkwoord (teken in, tekent in, tekende in, tekenden in, ingetekend)
  5. indicar (soplar; apuntar)
    voorzeggen
    • voorzeggen werkwoord (zeg voor, zegt voor, zei voor, zeiden voor, voorgezegd)

Conjugations for indicar:

presente
  1. indico
  2. indicas
  3. indica
  4. indicamos
  5. indicáis
  6. indican
imperfecto
  1. indicaba
  2. indicabas
  3. indicaba
  4. indicábamos
  5. indicabais
  6. indicaban
indefinido
  1. indiqué
  2. indicaste
  3. indicó
  4. indicamos
  5. indicasteis
  6. indicaron
fut. de ind.
  1. indicaré
  2. indicarás
  3. indicará
  4. indicaremos
  5. indicaréis
  6. indicarán
condic.
  1. indicaría
  2. indicarías
  3. indicaría
  4. indicaríamos
  5. indicaríais
  6. indicarían
pres. de subj.
  1. que indique
  2. que indiques
  3. que indique
  4. que indiquemos
  5. que indiquéis
  6. que indiquen
imp. de subj.
  1. que indicara
  2. que indicaras
  3. que indicara
  4. que indicáramos
  5. que indicarais
  6. que indicaran
miscelánea
  1. ¡indica!
  2. ¡indicad!
  3. ¡no indiques!
  4. ¡no indiquéis!
  5. indicado
  6. indicando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor indicar:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
duiden certificar; declarar; denotar; explicar; indicar; interpretar; manifestar
duiden op indicar; significar
inschrijven abandonar; apuntarse; apuntarse para; escupir; indicar; suscribir; suscribirse a apuntarse para; desahuciar; enrolarse; entregar; escupir; inscribir; registrar; registrar para el catastro; renunciar a; suscribirse a
intekenen abandonar; apuntarse; apuntarse para; escupir; indicar; suscribir; suscribirse a apuntarse para; suscribirse a
voorzeggen apuntar; indicar; soplar
wijzen naar asignar; indicar; mostrar; señalar
wijzen op indicar; significar

Synoniemen voor "indicar":


Wiktionary: indicar

indicar
verb
  1. aanwijzen
  2. aanduiden
  3. iets rapporteren, bekendmaken
  4. (inergatief) met de (wijs)vinger, hand of arm in een richting duiden

Cross Translation:
FromToVia
indicar aanduiden; aanwijzen; wijzen op indicate — to point out; to discover; to direct to a knowledge of; to show; to make known
indicar wijzen point — to extend finger
indicar aangeven angeben — Mitteilung machen: hinweisen, mitteilen, behaupten
indicar wijzen zeigenauf etwas zeigen: (meist mit dem Finger) in die Richtung von etwas deuten
indicar laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen; aanduiden; aangeven; aanwijzen; uitduiden indiquermontrer, désigner une personne ou une chose.
indicar laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen montrerfaire voir ; exposer aux regards.
indicar een sein geven; seinen; opmerken; opmerkzaam maken; signaleren; attenderen; attent maken; een wenk geven signalerappeler ou attirer l’attention de quelqu’un sur une personne ou sur une chose.

Computer vertaling door derden: