Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. impreso:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor impreso (Spaans) in het Nederlands

impreso:

impreso bijvoeglijk naamwoord

  1. impreso
    gedrukt; afgedrukt
  2. impreso (copiado; imprimido)
    geprint; afgedrukt

impreso [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el impreso (artículo impreso; impresos)
    gedrukt stuk; het drukwerk
  2. el impreso (impresos; artículo impreso)
    het drukwerkje

Vertaal Matrix voor impreso:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drukwerk artículo impreso; impreso; impresos impresos
drukwerkje artículo impreso; impreso; impresos
gedrukt stuk artículo impreso; impreso; impresos
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedrukt impreso abatido; afligido; anonadado; apenado; decaído; deplorable; deprimido; desalentado; desanimado; desconsolado; desolado; disgustado; estampado; imprimado; lamentable; melancólico; pesimista; sombrío; triste; tétrico
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgedrukt copiado; impreso; imprimido
geprint copiado; impreso; imprimido

Verwante woorden van "impreso":


Wiktionary: impreso

impreso
adjective
  1. met tekst of figuren gevuld

Verwante vertalingen van impreso