Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- importar:
-
Wiktionary:
- importar → bedragen, belopen, importeren, invoeren, schelen
- importar → zorgen, invoeren, importeren, er toe doen, belangrijk zijn, bedragen, erg zijn, ter zake doen, van belang zijn
Spaans
Uitgebreide vertaling voor importar (Spaans) in het Nederlands
importar:
Conjugations for importar:
presente
- importo
- importas
- importa
- importamos
- importáis
- importan
imperfecto
- importaba
- importabas
- importaba
- importábamos
- importabais
- importaban
indefinido
- importé
- importaste
- importó
- importamos
- importasteis
- importaron
fut. de ind.
- importaré
- importarás
- importará
- importaremos
- importaréis
- importarán
condic.
- importaría
- importarías
- importaría
- importaríamos
- importaríais
- importarían
pres. de subj.
- que importe
- que importes
- que importe
- que importemos
- que importéis
- que importen
imp. de subj.
- que importara
- que importaras
- que importara
- que importáramos
- que importarais
- que importaran
miscelánea
- ¡importa!
- ¡importad!
- ¡no importes!
- ¡no importéis!
- importado
- importando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor importar:
Synoniemen voor "importar":
Wiktionary: importar
importar
Cross Translation:
verb
-
(inergatief) de som gelds die iets kost
-
een geschat bedrag hebben
-
(overgankelijk) economie|nld (vanuit het buitenland) invoeren
-
gegevens in een electronisch apparaat stoppen
-
een verschil maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• importar | → zorgen | ↔ care — to be concerned about |
• importar | → invoeren; importeren | ↔ import — to bring in from a foreign country |
• importar | → er toe doen; belangrijk zijn | ↔ matter — to be important |
• importar | → bedragen | ↔ beziffern — (reflexiv) sich auf einen Wert belaufen, einen Wert erreichen |
• importar | → invoeren; importeren | ↔ importieren — Waren aus dem Ausland in das eigene Land einführen |
• importar | → importeren; invoeren; erg zijn; ter zake doen; van belang zijn | ↔ importer — comm|fr apporter, introduire dans un pays des productions étranger. |