Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal implicar

Vertaal implicar van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. implicar:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor implicar (Spaans) in het Nederlands

implicar:

implicar werkwoord

  1. implicar
    impliceren
    • impliceren werkwoord (impliceert, impliceerde, geïmpliceerd)
  2. implicar (deducir)
    in mindering brengen; verrekenen; aftrekken; inhouden; afhouden
    • verrekenen werkwoord (verreken, verrekent, verrekende, verrekenden, verrekend)
    • aftrekken werkwoord (trek af, trekt af, trok af, trokken af, afgetrokken)
    • inhouden werkwoord (houd in, houdt in, hield in, hielden in, ingehouden)
    • afhouden werkwoord (houd af, houdt af, hield af, hielden af, afgehouden)

Conjugations for implicar:

presente
  1. implico
  2. implicas
  3. implica
  4. implicamos
  5. implicáis
  6. implican
imperfecto
  1. implicaba
  2. implicabas
  3. implicaba
  4. implicábamos
  5. implicabais
  6. implicaban
indefinido
  1. impliqué
  2. implicaste
  3. implicó
  4. implicamos
  5. implicasteis
  6. implicaron
fut. de ind.
  1. implicaré
  2. implicarás
  3. implicará
  4. implicaremos
  5. implicaréis
  6. implicarán
condic.
  1. implicaría
  2. implicarías
  3. implicaría
  4. implicaríamos
  5. implicaríais
  6. implicarían
pres. de subj.
  1. que implique
  2. que impliques
  3. que implique
  4. que impliquemos
  5. que impliquéis
  6. que impliquen
imp. de subj.
  1. que implicara
  2. que implicaras
  3. que implicara
  4. que implicáramos
  5. que implicarais
  6. que implicaran
miscelánea
  1. ¡implica!
  2. ¡implicad!
  3. ¡no impliques!
  4. ¡no impliquéis!
  5. implicado
  6. implicando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor implicar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden impedir
aftrekken destilación
inhouden comprender; contener
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhouden deducir; implicar apartar de; detener; evitar; impedir; mantener a distancia; mantener apartado; prevenir; retener
aftrekken deducir; implicar arrancar; descontar; desgravar; hacerse una paja; restar; sustraer
impliceren implicar
in mindering brengen deducir; implicar
inhouden deducir; implicar comprender; contener; detenerse; estar inmóvil; guardar; no seguir; pararse; quedarse en su lugar; quedarse quieto; quedarse tranquilo; retener; significar
verrekenen deducir; implicar ajustar cuentas; calcular mal; compensar; descomponer; descontar; errar el cálculo; pagar; saldar; saldar una cuenta

Synoniemen voor "implicar":


Wiktionary: implicar

implicar
verb
  1. betrekken bij
  2. stilzwijgend ten gevolge hebben
Cross Translation:
FromToVia
• implicar → inhouden; impliceren ↔ imply — to have as a consequence
• implicar → suggereren ↔ imply — to suggest by a logical inference
• implicar → impliceren; insluiten ↔ impliquer — envelopper, engager, en parlant d’un crime ou de quelque affaire fâcheux.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van implicar







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0968 seconde
Page rendered in 1.0 seconds