Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. imparcial:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor imparcial (Spaans) in het Nederlands

imparcial:

imparcial bijvoeglijk naamwoord

  1. imparcial (objetivo; sobrio; desapasionado)
    objectief; onpartijdig
  2. imparcial (conciso; desinteresado; constante; )
    onverschillig; indifferent; laconiek; lauw; ongeïnteresseerd; ongevoelig

Vertaal Matrix voor imparcial:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
indifferent conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable
laconiek conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable
lauw conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable
objectief desapasionado; imparcial; objetivo; sobrio
ongevoelig conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable cruel; despiadado; duro; impasible; inconmovible; indiferente; insensible; severo; sin corazón
ongeïnteresseerd conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable con indiferencia; desinteresado
onpartijdig desapasionado; imparcial; objetivo; sobrio
onverschillig conciso; constante; desinteresado; imparcial; imparcialmente; inmutable; invariable con indiferencia; desinteresado; despreocupado; sin preocupaciones

Verwante woorden van "imparcial":

  • imparciales

Synoniemen voor "imparcial":


Wiktionary: imparcial


Cross Translation:
FromToVia
imparcial onpartijdig impartial — treating all parties, rivals or disputants equally
imparcial onbevooroordeeld; onpartijdig unbiased — impartial or without bias or prejudice