Spaans

Uitgebreide vertaling voor huí (Spaans) in het Nederlands

huir:

huir werkwoord

  1. huir (fluir; esquivar; correr; )
    vluchten; wegvluchten; vlieden
    • vluchten werkwoord (vlucht, vluchtte, vluchtten, gevlucht)
    • wegvluchten werkwoord
    • vlieden werkwoord (vlied, vliedt, vlood, vloden, gevloden)
  2. huir (aceptar; recibir; evitar; )
    ontvangen; krijgen; in ontvangst nemen; opstrijken
    • ontvangen werkwoord (ontvang, ontvangt, ontving, ontvingen, ontvangen)
    • krijgen werkwoord (krijg, krijgt, kreeg, kregen, gekregen)
    • in ontvangst nemen werkwoord (neem in ontvangst, neemt in ontvangst, nam in ontvangst, namen in ontvangst, in ontvangst genomen)
    • opstrijken werkwoord (strijk op, strijkt op, streek op, streken op, opgestreken)
  3. huir (desertar; fugarse)
    deserteren; het leger ontvluchten

Conjugations for huir:

presente
  1. huyo
  2. huyes
  3. huye
  4. huimos
  5. huís
  6. huyen
imperfecto
  1. huía
  2. huías
  3. huía
  4. huíamos
  5. huíais
  6. huían
indefinido
  1. huí
  2. huiste
  3. huyó
  4. huimos
  5. huisteis
  6. huyeron
fut. de ind.
  1. huiré
  2. huirás
  3. huirá
  4. huiremos
  5. huiréis
  6. huirán
condic.
  1. huiría
  2. huirías
  3. huiría
  4. huiríamos
  5. huiríais
  6. huirían
pres. de subj.
  1. que huya
  2. que huyas
  3. que huya
  4. que huyamos
  5. que huyáis
  6. que huyan
imp. de subj.
  1. que huyera
  2. que huyeras
  3. que huyera
  4. que huyeramos
  5. que huyerais
  6. que huyeran
miscelánea
  1. ¡huye!
  2. ¡huid!
  3. ¡no huyas!
  4. ¡no huyáis!
  5. huido
  6. huyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor huir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deserteren desertar; fugarse; huir
het leger ontvluchten desertar; fugarse; huir
in ontvangst nemen aceptar; embolsar; embolsarse; escapar; escapar de; escaparse; evitar; huir; huir de; huirse de; recibir aceptar; recibir
krijgen aceptar; embolsar; embolsarse; escapar; escapar de; escaparse; evitar; huir; huir de; huirse de; recibir
ontvangen aceptar; embolsar; embolsarse; escapar; escapar de; escaparse; evitar; huir; huir de; huirse de; recibir aceptar; acoger; recibir
opstrijken aceptar; embolsar; embolsarse; escapar; escapar de; escaparse; evitar; huir; huir de; huirse de; recibir
vlieden ceder; correr; discurrir; escurrirse; esquivar; fluir; huir
vluchten ceder; correr; discurrir; escurrirse; esquivar; fluir; huir apearse; bajar; dejarse libre; descender; desembarcarse; escabullirse; escapar; escapar de; esquivar; evadir; pasar desapercibido; refugiarse; salir
wegvluchten ceder; correr; discurrir; escurrirse; esquivar; fluir; huir escapar; evadir

Synoniemen voor "huir":


Wiktionary: huir

huir
verb
  1. formeel: (van tijd) voorbijgaan
  2. formeel: snel weg trachten te komen, vluchten
  3. (onovergankelijk) trachten te ontkomen aan dreigend gevaar

Cross Translation:
FromToVia
huir wegrennen abscond — to hide (something)
huir wegvluchten; vluchten; ontsnappen flee — to run away; to escape
huir ontlopen; ontkomen; ontvluchten flee — to escape from
huir vluchten fly — to flee
huir vluchten; weglopen run away — to flee by running
huir vluchten fliehen — schnelles verlassen eines Ortes beispielsweise aufgrund befürchteter Gefahr
huir lekken fuir — S’éloigner à toute vitesse, par peur.