Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. grapa:
  2. grapar:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor grapa (Spaans) in het Nederlands

grapa:

grapa [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la grapa
    het nietje
    • nietje [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. la grapa (mitra; clavija; cepo; )
    de mijt; de klamp
    • mijt [de ~] zelfstandig naamwoord
    • klamp [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. la grapa (punto; sutura)
    de hechting; vasthechting
  4. la grapa (bar; trampa; masilla; )
    de knijp
    • knijp [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. la grapa (garfio; gancho; manilla; broche; grapón)
    de kram
    • kram [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor grapa:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hechting grapa; punto; sutura sutura
klamp abrazadera; borne; brazadera; cepo; clavija; grapa; mitra; presilla abrazadera; corrector
knijp bar; bayuca; brazadera; cafetería; cepo; clavija; establecimiento; grapa; local; masilla; mesón; pegamento; pinza; posada; presilla; sala; taberna; tasca; trampa; venta
kram broche; gancho; garfio; grapa; grapón; manilla
mijt abrazadera; borne; brazadera; cepo; clavija; grapa; mitra; presilla
nietje grapa
vasthechting grapa; punto; sutura

Synoniemen voor "grapa":


Wiktionary: grapa

grapa
noun
  1. verkleinwoord van niet

Cross Translation:
FromToVia
grapa niet staple — wire fastener used to secure stacks of paper
grapa agrafe; haakje; slot; spang agrafe — Sorte de crochet qui passer dans un anneau appeler porte et qui sert à attacher ensemble différentes choses.
grapa haakje; nietje; klamp; kramp parenthèse — incise dans la phrase

grapar:

grapar werkwoord

  1. grapar
    nieten; aanhechten; vastnieten
    • nieten werkwoord (niet, niette, nietten, geniet)
    • aanhechten werkwoord (hecht aan, hechtte aan, hechtten aan, aangehecht)
    • vastnieten werkwoord (niet vast, niette vast, nietten vast, vastgeniet)

Conjugations for grapar:

presente
  1. grapo
  2. grapas
  3. grapa
  4. grapamos
  5. grapáis
  6. grapan
imperfecto
  1. grapaba
  2. grapabas
  3. grapaba
  4. grapábamos
  5. grapabais
  6. grapaban
indefinido
  1. grapé
  2. grapaste
  3. grapó
  4. grapamos
  5. grapasteis
  6. graparon
fut. de ind.
  1. graparé
  2. graparás
  3. grapará
  4. graparemos
  5. graparéis
  6. graparán
condic.
  1. graparía
  2. graparías
  3. graparía
  4. graparíamos
  5. graparíais
  6. graparían
pres. de subj.
  1. que grape
  2. que grapes
  3. que grape
  4. que grapemos
  5. que grapéis
  6. que grapen
imp. de subj.
  1. que grapara
  2. que graparas
  3. que grapara
  4. que grapáramos
  5. que graparais
  6. que graparan
miscelánea
  1. ¡grapa!
  2. ¡grapad!
  3. ¡no grapes!
  4. ¡no grapéis!
  5. grapado
  6. grapando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor grapar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhechten atar; junta preparatoria
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhechten grapar atar; fijar; pegar
nieten grapar
vastnieten grapar
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
nieten grapado a caballete

Synoniemen voor "grapar":


Wiktionary: grapar


Cross Translation:
FromToVia
grapar nieten staple — secure with a staple
grapar vasthaken agraferattacher avec une agrafe.

Verwante vertalingen van grapa