Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. granja:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor granja (Spaans) in het Nederlands

granja:

granja [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la granja (ganadería)
    het boerenbedrijf
  2. la granja (finca)
    de hof; het erf; het boerenerf; het heem
    • hof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • erf [het ~] zelfstandig naamwoord
    • boerenerf [het ~] zelfstandig naamwoord
    • heem [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor granja:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boerenbedrijf ganadería; granja
boerenerf finca; granja
erf finca; granja área
heem finca; granja patria; país natal; teritorio nativo; tierra natal
hof finca; granja corral; corte; instancia judicial; juzgado; parque; patio; patio interior; tribunal

Verwante woorden van "granja":


Synoniemen voor "granja":


Wiktionary: granja

granja
noun
  1. een onderneming van een boer

Cross Translation:
FromToVia
granja boerderij farm — a place where agricultural activities take place
granja boerderij BauernhofLandwirtschaft: Wohnhaus, Stallungen, Wirtschaftsgelände und Felder, die zusammengenommen einen kleinen landwirtschaftlichen Betrieb darstellen
granja scheuring; rits; scheur; winkelhaak accroc — Déchirure faite dans un tissu par quelque chose de pointu ou qui accrocher.

Verwante vertalingen van granja