Spaans

Uitgebreide vertaling voor grandeza (Spaans) in het Nederlands

grandeza:

grandeza [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la grandeza (lujo; riqueza; magnificencia; )
    de luxe; de overvloed; de weelderigheid; de pracht; de weelde
    • luxe [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overvloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • weelderigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • pracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • weelde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la grandeza
    de grootschaligheid
  3. la grandeza (impresionabilidad)
    de grandeur; de grootsheid; indrukwekkendheid

Vertaal Matrix voor grandeza:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
grandeur grandeza; impresionabilidad
grootschaligheid grandeza
grootsheid grandeza; impresionabilidad
indrukwekkendheid grandeza; impresionabilidad
luxe abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad
overvloed abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad abundancia; desbordamiento; excedente; exceso; gran cantidad; intemperancia; montón; pila; rebosamiento; superabundancia
pracht abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad adorno; belleza; boato; brillantez; brillo; esplendor; fastuosidad; glande; gloria; hermosura; lustre; ostentación; pompa; preciosidad; resplandor
weelde abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad
weelderigheid abundancia; grandeza; lujo; magnificencia; plétora; profusión; riqueza; suntuosidad erotismo; sensualidad; sensualismo

Verwante woorden van "grandeza":

  • grandezas

Synoniemen voor "grandeza":


Verwante vertalingen van grandeza