Spaans

Uitgebreide vertaling voor giro (Spaans) in het Nederlands

giro:

giro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el giro (cuenta de giro; servicio de giro postal; cuenta corriente en la Caja Postal)
    de girorekening; de giro
    • girorekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • giro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el giro (dicho; modismo)
    de uitdrukking; de zin; de frase; de zegswijze; het gezegde
    • uitdrukking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zin [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • frase [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • zegswijze [de ~] zelfstandig naamwoord
    • gezegde [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el giro (momento crucial; vuelta; cambio)
    het keerpunt; de keer; de wending
    • keerpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
    • keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • wending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. el giro (vuelta; cambio; vuelco)
    de omdraaiing; de wending; de draai
    • omdraaiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • wending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • draai [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. el giro (avaricia; codicia; avidez; hiena)
    de gierigheid; de krenterigheid; de vrekkigheid
  6. el giro (gira; revolución; vuelta; rotación; torsión)
    de revolutie; de omwenteling; totale verandering; de ommekeer
  7. el giro (giro postal; transferencia por giro postal; servicio de giro postal; cuenta corriente en la Caja Postal; talón de transferencia giral)
    de postgiro; de giro
    • postgiro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • giro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  8. el giro (viraje; vuelta; curva; )
    de zwenking
    • zwenking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  9. el giro (cambio; vuelta)
    de omkering; ommedraai; de kering
    • omkering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ommedraai [znw.] zelfstandig naamwoord
    • kering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  10. el giro (giro bancario)
    de giro; de bankgiro
    • giro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • bankgiro [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor giro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bankgiro giro; giro bancario
draai cambio; giro; vuelco; vuelta arco; cimbreo; curva; curvatura; distorsión; enlace; falseamiento; lazo; nudo corredizo; retorcimiento; revuelta; sinuosidad; tergiversación; vuelta
frase dicho; giro; modismo frase
gezegde dicho; giro; modismo aforismo; dicho; expresión retórica; lema; proverbio; sentencia
gierigheid avaricia; avidez; codicia; giro; hiena
giro cuenta corriente en la Caja Postal; cuenta de giro; giro; giro bancario; giro postal; servicio de giro postal; talón de transferencia giral; transferencia por giro postal
girorekening cuenta corriente en la Caja Postal; cuenta de giro; giro; servicio de giro postal
keer cambio; giro; momento crucial; vuelta aguja; alteración; cambio; cambio brusco; cambio de la marea; circunlocución; desvío; doblez; letra de cambio; movimiento; reborde; reforma; reparto; transformación; transición; vez; viraje; vuelto
keerpunt cambio; giro; momento crucial; vuelta
kering cambio; giro; vuelta
krenterigheid avaricia; avidez; codicia; giro; hiena
omdraaiing cambio; giro; vuelco; vuelta
omkering cambio; giro; vuelta
ommedraai cambio; giro; vuelta
ommekeer gira; giro; revolución; rotación; torsión; vuelta aguja; alteración; cambio; cambio brusco; cambio de la marea; cambio radical; cambio total; circunlocución; desvío; giro brusco; letra de cambio; movimiento; reborde; reparto; transformación; transición
omwenteling gira; giro; revolución; rotación; torsión; vuelta revolución; rotación
postgiro cuenta corriente en la Caja Postal; giro; giro postal; servicio de giro postal; talón de transferencia giral; transferencia por giro postal
revolutie gira; giro; revolución; rotación; torsión; vuelta revolución; revolución político
totale verandering gira; giro; revolución; rotación; torsión; vuelta cambio total
uitdrukking dicho; giro; modismo expresión; expresión de la cara
vrekkigheid avaricia; avidez; codicia; giro; hiena
wending cambio; giro; momento crucial; vuelco; vuelta alteración; cambio; cambio de dirección; curva; reforma; transformación
zegswijze dicho; giro; modismo
zin dicho; giro; modismo apetito; calentura; deseo; entusiasmo; excitación; fascinación; frase; ganas de comer; ganas de comer algo; hambre; importancia; interés; lascivia; lubricidad; lujuria; oración; precio; sentido; significado; valor
zwenking cambio de la marea; cambio de parecer; cambio radical; cariz; curva; giro; giro brusco; revolución; rotación; viraje; vuelco; vuelta

Verwante woorden van "giro":


Synoniemen voor "giro":


Wiktionary: giro

giro
noun
  1. het in de rondte gaan, een kringloop bijv. bloedsomloop
  2. wielercriterium
  3. wenteling, draaiing (van een lichaam om een as)
  4. draai, zwaai

Cross Translation:
FromToVia
giro overschrijving; overmaking ÜberweisungBankwesen, Finanzwesen: die Übertragung von Geld von einem Bankkonto zum anderen

giro vorm van girar:

girar werkwoord

  1. girar (rodar; tornar; dar; )
    draaien; wenden; zwenken
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  2. girar (dar vueltas; tornar; tornarse)
    draaien; roteren; rollen; wentelen; ronddraaien; kantelen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • roteren werkwoord (roteer, roteert, roteerde, roteerden, geroteerd)
    • rollen werkwoord (rol, rolt, rolde, rolden, gerold)
    • wentelen werkwoord (wentel, wentelt, wentelde, wentelden, gewenteld)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
    • kantelen werkwoord (kantel, kantelt, kantelde, kantelden, gekanteld)
  3. girar (rodar; dar vueltas; caer en; )
    draaien; tollen; rondtollen
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • tollen werkwoord (tol, tolt, tolde, tolden, getold)
    • rondtollen werkwoord (tol rond, tolt rond, tolde rond, tolden rond, rondgetold)
  4. girar (virar)
    afzwenken; zwenken
    • afzwenken werkwoord (zwenk af, zwenkt af, zwenkte af, zwenkten af, afgezwenkt)
    • zwenken werkwoord (zwenk, zwenkt, zwenkte, zwenkten, gezwenkt)
  5. girar (arremolinar; rodar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a)
    draaien; kolken; ronddraaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • kolken werkwoord (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)
    • ronddraaien werkwoord (draai rond, draait rond, draaide rond, draaiden rond, rondgedraaid)
  6. girar (tornar; dar vueltas a; hacer girar; )
    omwenden
    • omwenden werkwoord (wend om, wendt om, wendde om, wendden om, omgewend)
  7. girar (tornar; rodar; dar vueltas a; )
    draaien; wenden; keren
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)
    • wenden werkwoord (wend, wendt, wendde, wendden, gewend)
    • keren werkwoord (keer, keert, keerde, keerden, gekeerd)
  8. girar (remitir por giro postal; transferir)
    gireren; per postgiro betalen
  9. girar (hacer girar)
    rondwentelen
    • rondwentelen werkwoord (wentel rond, wentelt rond, wentelde rond, wentelden rond, rondgewenteld)
  10. girar (liar; dar vueltas)
    verrollen
    • verrollen werkwoord (verrol, verrolt, verrolde, verrolden, verrold)
  11. girar
    draaien
    • draaien werkwoord (draai, draait, draaide, draaiden, gedraaid)

Conjugations for girar:

presente
  1. giro
  2. giras
  3. gira
  4. giramos
  5. giráis
  6. giran
imperfecto
  1. giraba
  2. girabas
  3. giraba
  4. girábamos
  5. girabais
  6. giraban
indefinido
  1. giré
  2. giraste
  3. giró
  4. giramos
  5. girasteis
  6. giraron
fut. de ind.
  1. giraré
  2. girarás
  3. girará
  4. giraremos
  5. giraréis
  6. girarán
condic.
  1. giraría
  2. girarías
  3. giraría
  4. giraríamos
  5. giraríais
  6. girarían
pres. de subj.
  1. que gire
  2. que gires
  3. que gire
  4. que giremos
  5. que giréis
  6. que giren
imp. de subj.
  1. que girara
  2. que giraras
  3. que girara
  4. que giráramos
  5. que girarais
  6. que giraran
miscelánea
  1. ¡gira!
  2. ¡girad!
  3. ¡no gires!
  4. ¡no giréis!
  5. girado
  6. girando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

girar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el girar
    het draaien; het zwenken
    • draaien [het ~] zelfstandig naamwoord
    • zwenken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor girar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken apartar; evitar
draaien girar
zwenken girar
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzwenken girar; virar
draaien apartar; arremolinar; arremolinarse; caer en; dar; dar la vuelta; dar vueltas; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; regresar; rodar; tornar; tornarse cambiar de dirección; dar la vuelta; rotación; tornar
gireren girar; remitir por giro postal; transferir
kantelen dar vueltas; girar; tornar; tornarse derribar; volcar; voltear; zozobrar
keren dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; rodar; tornar cambiar de dirección; dar la vuelta; regresar; tornar; volver
kolken arremolinar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a; girar; rodar dar vueltas; girar como una rueda; revolotear
omwenden dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; invertir; poner al revés; rodar; tornar
per postgiro betalen girar; remitir por giro postal; transferir
rollen dar vueltas; girar; tornar; tornarse
ronddraaien arremolinar; arremolinarse; dar vueltas; dar vueltas a; girar; rodar; tornar; tornarse
rondtollen arremolinar; arremolinarse; caer en; dar vueltas; dar vueltas a; girar; hacer girar; rodar
rondwentelen girar; hacer girar
roteren dar vueltas; girar; tornar; tornarse
tollen arremolinar; arremolinarse; caer en; dar vueltas; dar vueltas a; girar; hacer girar; rodar
verrollen dar vueltas; girar; liar
wenden apartar; dar; dar la vuelta; dar vueltas a; dar vueltas sobre su eje; girar; girar sobre su eje; hacer girar; hacer rodar; regresar; rodar; tornar cambiar de dirección; dar la vuelta; tornar
wentelen dar vueltas; girar; tornar; tornarse
zwenken apartar; dar; girar; hacer girar; regresar; rodar; tornar; virar apartarse; balancearse; hacer eses; hacerse a un lado; oscilar; tambalear

Synoniemen voor "girar":


Wiktionary: girar

girar
verb
  1. zijwaarts gaan
  2. in cirkels ronddraaien of rondvliegen
  3. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
  4. een cirkelvormige beweging maken

Cross Translation:
FromToVia
girar bewegen bewegen — die Stellung eines Gegenstandes oder eines Teils davon (auch eines Teils von sich selbst) im Raum verändern
girar bewegen bewegen — etwas von einem Ort zum anderen schaffen
girar roteren rotate — to spin, turn, or revolve
girar draaien turn — move around an axis through itself
girar draaien turn — change the direction or orientation of (something)
girar afslaan turn — change one's direction of travel
girar draaien; ronddraaien; wentelen tourner — Se mouvoir en rond, circulairement
girar keren; omdraaien; wenden; zwenken tourner — Se mouvoir dans une autre direction
girar endosseren; gireren; wenden virer — À trier

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van giro