Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. gemelos:
  2. gemelo:
  3. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor gemelos (Spaans) in het Nederlands

gemelos:

gemelos [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el gemelos (gemelas)
    de tweeling; de tweelingen
    • tweeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • tweelingen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. el gemelos (prismáticos)
    de toneelkijker

Vertaal Matrix voor gemelos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
toneelkijker gemelos; prismáticos
tweeling gemelas; gemelos
tweelingen gemelas; gemelos

Verwante woorden van "gemelos":


Synoniemen voor "gemelos":


Wiktionary: gemelos

gemelos
noun
  1. twee of meer kinderen of jongen uit één zwangerschap
  2. twee wezens die met zijn tweeën tegelijk in één buik ontwikkeld zijn

Cross Translation:
FromToVia
gemelos verrekijker binoculars — hand-held device for looking at a distance.

gemelos vorm van gemelo:

gemelo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el gemelo (mancorno)
    het manchetknoopje
  2. el gemelo
    één van de tweeling

Vertaal Matrix voor gemelo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
manchetknoopje gemelo; mancorno
één van de tweeling gemelo

Verwante woorden van "gemelo":


Synoniemen voor "gemelo":


Wiktionary: gemelo

gemelo
noun
  1. twee of meer kinderen of jongen uit één zwangerschap

Cross Translation:
FromToVia
gemelo manchetknoop cufflink — button used to hold a sleeve cuff together
gemelo tweeling twin — either of two people who shared the same uterus, or of two similar or closely related objects
gemelo manchetknoop bouton de manchette — couture|fr attache décoratif utilisée pour maintenir la manche d’une chemise quand celle-ci a deux fentes surpiquées sur un poignet mousquetaire.