Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- futuro:
-
Wiktionary:
- futuro → toekomende tijd, toekomst
- futuro → toekomstig
- futuro → toekomst, toekomstig, toekomende tijd, onvoltooid toekomstige tijd, later, verschiet
Spaans
Uitgebreide vertaling voor futuro (Spaans) in het Nederlands
futuro:
-
el futuro (destino)
-
futuro (venidero; próximo; propuesto; entrante; intencionado)
toekomstig; aankomend; toekomend; toekomstige; aanstaand-
toekomstig bijvoeglijk naamwoord
-
aankomend bijvoeglijk naamwoord
-
toekomend bijvoeglijk naamwoord
-
toekomstige bijvoeglijk naamwoord
-
aanstaand bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor futuro:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
toekomst | destino; futuro | perspectiva |
toekomsten | destino; futuro | |
voorland | destino; futuro | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aankomend | entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero | |
aanstaand | entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero | |
toekomend | entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero | |
toekomstig | entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero | |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
toekomstige | entrante; futuro; intencionado; propuesto; próximo; venidero |
Verwante woorden van "futuro":
Synoniemen voor "futuro":
Wiktionary: futuro
futuro
Cross Translation:
noun
-
taalkunde|nld begrip uit de grammatica, dat een handeling zich in de toekomst gaat afspelen
-
de tijd die komen gaat
-
van de tijd die komen gaat
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• futuro | → toekomst | ↔ future — the time ahead |
• futuro | → toekomstig | ↔ future — Having to do with or occurring in the future |
• futuro | → toekomende tijd; onvoltooid toekomstige tijd | ↔ future tense — time form of a verb |
• futuro | → later | ↔ nachmalig — schriftsprachlich, veraltend: baldig nach einer nicht genau bestimmbaren Zeit beginnend, eintretend, sich ereignend, erfolgend, geschehend |
• futuro | → toekomst; toekomende tijd; verschiet | ↔ avenir — futur, ce qui devoir arriver. |