Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal fumar

Vertaal fumar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

fumar:
- roken; oproken; tabak roken; dampen
Wiktionary:
- fumar → roken
- fumar → roken, smoren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor fumar (Spaans) in het Nederlands

fumar:

fumar werkwoord

fumar (ahumar; vahear; exhalar; humear)
roken
– loslaten van grijze wolken ¹
- roken werkwoord (rook, rookt, rookte, rookten, gerookt)
  - het vuur rookt behoorlijk¹
fumar (terminar; consumir)
oproken
- oproken werkwoord (rook op, rookt op, rookte op, rookten op, opgerookt)
fumar
tabak roken; dampen
- tabak roken werkwoord
- dampen werkwoord (damp, dampt, dampte, dampten, gedampt)

Conjugations for fumar:

presente

fumo
fumas
fuma
fumamos
fumáis
fuman

imperfecto

fumaba
fumabas
fumaba
fumábamos
fumabais
fumaban

indefinido

fumé
fumaste
fumó
fumamos
fumasteis
fumaron

fut. de ind.

fumaré
fumarás
fumará
fumaremos
fumaréis
fumarán

condic.

fumaría
fumarías
fumaría
fumaríamos
fumaríais
fumarían

pres. de subj.

que fume
que fumes
que fume
que fumemos
que fuméis
que fumen

imp. de subj.

que fumara
que fumaras
que fumara
que fumáramos
que fumarais
que fumaran

miscelánea

¡fuma!
¡fumad!
¡no fumes!
¡no fuméis!
fumado
fumando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor fumar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dampen		vapóres
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dampen	fumar	emanar; exhalar; humear; vahear
oproken	consumir; fumar; terminar
roken	ahumar; exhalar; fumar; humear; vahear
tabak roken	fumar

Wiktionary: fumar

fumar

verb

een genotsmiddel, voornamelijk tabak, nuttigen door het inhaleren van de rook ervan
- roken → fumar

Cross Translation:

From	To	Via
• fumar	→ roken	↔ rauchen — etwas anzünden und den Rauch einatmen
• fumar	→ roken	↔ smoke — to inhale and exhale smoke from a burning cigarette
• fumar	→ roken; smoren	↔ smoke — to inhale and exhale tobacco smoke regularly or habitually
• fumar	→ roken	↔ smoking — smoking of tobacco
• fumar	→ roken	↔ fumer — jeter de la fumée.

Verwante vertalingen van fumar

¹Muiswerk Woordenboek