Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fruto:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor fruto (Spaans) in het Nederlands

fruto:

fruto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fruto
    het resultaat; de uitkomst; de afloop
    • resultaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • uitkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • afloop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. el fruto
    het fruit
    • fruit [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. el fruto (producto manufacturado; producto; fruta; creación; hechura)
    het product; het fabrikaat; het maaksel
    • product [het ~] zelfstandig naamwoord
    • fabrikaat [het ~] zelfstandig naamwoord
    • maaksel [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fruto:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afloop fruto a sangre; expiración; vencimiento
fabrikaat creación; fruta; fruto; hechura; producto; producto manufacturado producto manufacturado
fruit fruto fruta; frutos
maaksel creación; fruta; fruto; hechura; producto; producto manufacturado confección; elaboración; fabricación; hechura
product creación; fruta; fruto; hechura; producto; producto manufacturado beneficio; cosecha; rendimiento
resultaat fruto efecto; resultado
uitkomst fruto beneficio; cosecha; escape; rendimiento; resolución; respuesta; resultado; solución
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
resultaat tener como resultado

Verwante woorden van "fruto":


Synoniemen voor "fruto":


Wiktionary: fruto

fruto
noun
  1. voedsel dat bestaat uit eetbare vruchten
  2. volgroeid vruchtbeginsel

Cross Translation:
FromToVia
fruto fruit; vrucht fruit — part of plant
fruto oogst Ertrag — Ernteeinfuhr, Ergebnis der Ernte
fruto vrucht fruit — (botanique) partie d’une plante, souvent comestible et colorée, produire après la floraison et contenir une ou plusieurs graines.

Verwante vertalingen van fruto