Spaans

Uitgebreide vertaling voor frustrar (Spaans) in het Nederlands

frustrar:

frustrar werkwoord

  1. frustrar (desilusionar; decepcionar)
    teleurstellen; frustreren; ontgoochelen; tegenvallen; afvallen; laten zakken; duperen; benadelen
    • teleurstellen werkwoord (stel teleur, stelt teleur, stelde teleur, stelden teleur, teleurgesteld)
    • frustreren werkwoord (frustreer, frustreert, frustreerde, frustreerden, gefrustreerd)
    • ontgoochelen werkwoord (ontgoochel, ontgoochelt, ontgoochelde, ontgoochelden, ontgoocheld)
    • tegenvallen werkwoord (val tegen, valt tegen, viel tegen, vielen tegen, tegengevallen)
    • afvallen werkwoord (val af, valt af, viel af, vielen af, afgevallen)
    • laten zakken werkwoord (laat zakken, liet zakken, lieten zakken, laten zakken)
    • duperen werkwoord (dupeer, dupeert, dupeerde, dupeerden, gedupeerd)
    • benadelen werkwoord (benadeel, benadeelt, benadeelde, benadeelden, benadeeld)
  2. frustrar (desbaratar; impedir; importunar; estorbar; dificultar)
    storen; hinderen; onmogelijk maken
    • storen werkwoord (stoor, stoort, stoorde, stoorden, gestoord)
    • hinderen werkwoord (hinder, hindert, hinderde, hinderden, gehinderd)
    • onmogelijk maken werkwoord
  3. frustrar (hacer imposible; impedir; desbaratar; )
    verhinderen; onmogelijk maken
  4. frustrar (desbaratar; obstaculizar)
    een stokje steken voor; verijdelen; doen mislukken
  5. frustrar (impedir)
    verijdelen; verhinderen
    • verijdelen werkwoord (verijdel, verijdelt, verijdelde, verijdelden, verijdeld)
    • verhinderen werkwoord (verhinder, verhindert, verhinderde, verhinderden, verhinderd)

Conjugations for frustrar:

presente
  1. frustro
  2. frustras
  3. frustra
  4. frustramos
  5. frustráis
  6. frustran
imperfecto
  1. frustraba
  2. frustrabas
  3. frustraba
  4. frustrábamos
  5. frustrabais
  6. frustraban
indefinido
  1. frustré
  2. frustraste
  3. frustró
  4. frustramos
  5. frustrasteis
  6. frustraron
fut. de ind.
  1. frustraré
  2. frustrarás
  3. frustrará
  4. frustraremos
  5. frustraréis
  6. frustrarán
condic.
  1. frustraría
  2. frustrarías
  3. frustraría
  4. frustraríamos
  5. frustraríais
  6. frustrarían
pres. de subj.
  1. que frustre
  2. que frustres
  3. que frustre
  4. que frustremos
  5. que frustréis
  6. que frustren
imp. de subj.
  1. que frustrara
  2. que frustraras
  3. que frustrara
  4. que frustráramos
  5. que frustrarais
  6. que frustraran
miscelánea
  1. ¡frustra!
  2. ¡frustrad!
  3. ¡no frustres!
  4. ¡no frustréis!
  5. frustrado
  6. frustrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor frustrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvallen adelgazar; enflaquecer
laten zakken hacer bajar; hacer descender
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afvallen decepcionar; desilusionar; frustrar abandonar; adelgazar; dejar; dejar de; desemprender; desenganchar; desentenderse; desprenderse; desvincular; parar; perder peso; quedar eliminado; retirarse; salir; salir de; soltar
benadelen decepcionar; desilusionar; frustrar afectar; causar perjuicio; dañar; hacer daño; hacer daño a; hacer mal; lastimar; menoscabar; ofender; perjudicar; perjudicar a una persona; postergar; reducir
doen mislukken desbaratar; frustrar; obstaculizar
duperen decepcionar; desilusionar; frustrar afectar; causar perjuicio; hacer daño; hacer daño a; hacer mal; lastimar; ofender; perjudicar; perjudicar a una persona; postergar
een stokje steken voor desbaratar; frustrar; obstaculizar
frustreren decepcionar; desilusionar; frustrar
hinderen desbaratar; dificultar; estorbar; frustrar; impedir; importunar complicar; complicarse
laten zakken decepcionar; desilusionar; frustrar
onmogelijk maken desbaratar; dificultar; estorbar; frustrar; hacer imposible; impedir; importunar
ontgoochelen decepcionar; desilusionar; frustrar
storen desbaratar; dificultar; estorbar; frustrar; impedir; importunar molestar
tegenvallen decepcionar; desilusionar; frustrar decepcionar; fallar
teleurstellen decepcionar; desilusionar; frustrar avergonzar; defraudar
verhinderen desbaratar; dificultar; estorbar; frustrar; hacer imposible; impedir; importunar bloquear; impedir; levantar barricadas en; obstaculizar
verijdelen desbaratar; frustrar; impedir; obstaculizar anular; cancelar

Synoniemen voor "frustrar":


Wiktionary: frustrar

frustrar
verb
  1. belemmeren in de verwezenlijking van zijn verwachtingen of behoeften
  2. (overgankelijk) (formeel, nld) hinderen, ongemak veroorzaken

Cross Translation:
FromToVia
frustrar frustreren; afweren; verijdelen foil — prevent from being accomplished
frustrar dwarsbomen thwart — to prevent; to halt; to cause failure

Computer vertaling door derden: