Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal frugalidad

Vertaal frugalidad van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. frugalidad:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor frugalidad (Spaans) in het Nederlands

frugalidad:

frugalidad [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la frugalidad (penuria; necesidad; déficit; )
    de schaarste; het gebrek; de schaarsheid; het tekort; de krapte
    • schaarste [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
    • schaarsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tekort [het ~] zelfstandig naamwoord
    • krapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. la frugalidad (sobriedad; modestia; sencillez; parquedad)
    de soberheid; de eenvoud; de simpelheid
  3. la frugalidad (parquedad; escasez; pobreza; )
    de karigheid; de schraalheid; de poverheid; de schamelheid; de armzaligheid

Vertaal Matrix voor frugalidad:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armzaligheid escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
eenvoud frugalidad; modestia; parquedad; sencillez; sobriedad ingenuidad; sencillez; simpleza; simplicidad
gebrek carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación ausencia; carencia; debilidad; defecto; defecto corporal; deficiencia; desastre; desperfecto; error; escasez; fallo; fallo de máquina; falta; falta de peso; hueco; impedimiento; imperfección; indigencia; merma; miseria; necesidad; pobreza; privación; vacío
karigheid escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
krapte carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
poverheid escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
schaarsheid carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
schaarste carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación escasez
schamelheid escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza
schraalheid escasez; escualidez; frugalidad; insuficiencia; mezquindad; miseria; parquedad; pobreza delgadez; flaqueza; sequedad
simpelheid frugalidad; modestia; parquedad; sencillez; sobriedad bobada; carácter infantil; estupidez; inocencia; insignificancia; simplicidad
soberheid frugalidad; modestia; parquedad; sencillez; sobriedad
tekort carencia; déficit; escasez; frugalidad; insuficiencia; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación carencia; debe; defecto; deficiencia; deuda bancaria; débito; déficit; fallo; falta; falta de peso; saldo negativo

Synoniemen voor "frugalidad":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0597 seconde
Page rendered in 1.0 seconds