Frivolidad in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

frivolidad:
- frivoliteit; oppervlakkigheid; hupsheid; ondiepte; lichtzinnigheid; ijdelheid; wuftheid; ijdeltuiterij; waaghalzerij; roekeloosheid; vermetelheid; overmoed; onbesuisdheid; luchthartigheid; lichthartigheid
Wiktionary:
- frivolidad → frivoliteit

Spaans

Uitgebreide vertaling voor frivolidad (Spaans) in het Nederlands

la frivolidad (superficialidad; alegría; imprudencia)
de frivoliteit; de oppervlakkigheid; hupsheid; de ondiepte; de lichtzinnigheid
- frivoliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- oppervlakkigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- hupsheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- ondiepte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- lichtzinnigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la frivolidad (pijería; vanidad; presunción; soberbia)
de ijdelheid; de wuftheid; de ijdeltuiterij
- ijdelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- wuftheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ijdeltuiterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la frivolidad (temeridad; hazaña; osadía; audacia; ímpetu; atrevimiento; arrojo; imprudencia)
de waaghalzerij; de roekeloosheid; de vermetelheid; de overmoed; de onbesuisdheid
- waaghalzerij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- roekeloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vermetelheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overmoed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- onbesuisdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la frivolidad
de luchthartigheid; lichthartigheid
- luchthartigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- lichthartigheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
frivoliteit	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
hupsheid	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad	alborozo; alegría; animación; gusto
ijdelheid	frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad	altanería; altivez; arrogancia; autosatisfacción; autosuficiencia; engreimiento; fatuidad; insolencia; presuntuosidad; suficiencia
ijdeltuiterij	frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad
lichthartigheid	frivolidad
lichtzinnigheid	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
luchthartigheid	frivolidad
onbesuisdheid	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu	atolondramiento; violencia; ímpetu
ondiepte	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
oppervlakkigheid	alegría; frivolidad; imprudencia; superficialidad
overmoed	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu
roekeloosheid	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu	temeridad
vermetelheid	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu	agallas; atrevimiento; audacia; cojones; coraje; osadía; valentía
waaghalzerij	arrojo; atrevimiento; audacia; frivolidad; hazaña; imprudencia; osadía; temeridad; ímpetu
wuftheid	frivolidad; pijería; presunción; soberbia; vanidad

Cross Translation:

From	To	Via
• frivolidad	→ frivoliteit	↔ frivolity — frivolous act