Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fogón:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor fogón (Spaans) in het Nederlands

fogón:

fogón [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el fogón (hogar)
    het fornuis; kookkachel
  2. el fogón (fogonero)
    de brander; de gasbrander
    • brander [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • gasbrander [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. el fogón (chimenea; foco del incendio; hogar; foco; estufa)
    de haard; de stookplaats; de vuurhaard; haardstee; de haardstede
  4. el fogón (materia de algodón; algodón; ala; empuje)
    de katoen; katoenstof
    • katoen [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • katoenstof [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fogón:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brander fogonero; fogón
fornuis fogón; hogar cocina; fogón de la cocina; hogar; horno
gasbrander fogonero; fogón hornillo de gas
haard chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
haardstede chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
haardstee chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
katoen ala; algodón; empuje; fogón; materia de algodón algodón; hebras de algodón; hilos de algodón
katoenstof ala; algodón; empuje; fogón; materia de algodón
kookkachel fogón; hogar
stookplaats chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
vuurhaard chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar foco de incendio; foco de leña; foco del incendio

Verwante woorden van "fogón":

  • fogones

Wiktionary: fogón

fogón
noun
  1. plaats waar iets kwalijks wordt uitgebroed

Verwante vertalingen van fogón