Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. foco:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor foco (Spaans) in het Nederlands

foco:

foco [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el foco (punto de combustión)
    de focus; het brandpunt
    • focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • brandpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. el foco (reflector)
    de verstraler
  3. el foco (chimenea; foco del incendio; hogar; estufa; fogón)
    de haard; de stookplaats; de vuurhaard; haardstee; de haardstede
  4. el foco
    de focus
    • focus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor foco:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brandpunt foco; punto de combustión
focus foco; punto de combustión
haard chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
haardstede chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
haardstee chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
stookplaats chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar
verstraler foco; reflector
vuurhaard chimenea; estufa; foco; foco del incendio; fogón; hogar foco de incendio; foco de leña; foco del incendio

Verwante woorden van "foco":


Synoniemen voor "foco":


Wiktionary: foco

foco
noun
  1. optica|nld het reële punt waar evenwijdig aan de optische as invallende (licht)stralen (of andere elektromagnetische stralen) na breking door een bolle lens dan wel reflectie door een holle spiegel samenkomen

Cross Translation:
FromToVia
foco brandpunt; focus focus — in optics
foco brandpunt; focus focus — in mathematics

Verwante vertalingen van foco