Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. flecha:
  2. Wiktionary:


Spaans

Uitgebreide vertaling voor flecha (Spaans) in het Nederlands

flecha:

flecha [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la flecha
    de pijl
    • pijl [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la flecha (diablo; pobrecito; flash; )
    de bliksemschicht; de bliksemslag; de bliksem; de flits; de bliksemflits
  3. la flecha (flash; relámpago; rayo; destello)
    de schicht
    • schicht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. la flecha (flash)
    snel beeld; de flits
    • snel beeld [znw.] zelfstandig naamwoord
    • flits [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor flecha:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bliksem centelleo; destello; diablo; flash; flecha; pobre; pobrecito; rayo; relámpago fuego del cielo; rayo; relámpago
bliksemflits centelleo; destello; diablo; flash; flecha; pobre; pobrecito; rayo; relámpago
bliksemschicht centelleo; destello; diablo; flash; flecha; pobre; pobrecito; rayo; relámpago
bliksemslag centelleo; destello; diablo; flash; flecha; pobre; pobrecito; rayo; relámpago
flits centelleo; destello; diablo; flash; flecha; pobre; pobrecito; rayo; relámpago flash
pijl flecha
schicht destello; flash; flecha; rayo; relámpago
snel beeld flash; flecha

Synoniemen voor "flecha":


Wiktionary: flecha

flecha
noun
  1. projectiel

Cross Translation:
FromToVia
flecha pijl arrow — projectile
flecha pijl arrow — symbol
flecha pijl pijl — projectiel
flecha pijl Pfeil — Geschoss bestehend aus Rohr und Spitze, das mit einem Bogen abgeschossen wird
flecha pijl Pfeilfigürlich: abstraktes Bild von [1] (bestehend aus Linie und Spitze), das auf etwas oder in eine Richtung zeigt
flecha pijl flèche — Projectile qu’on lance avec un arc ou une arbalète