Spaans

Uitgebreide vertaling voor filtro (Spaans) in het Nederlands

filtro:

filtro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el filtro (filtro de papel; rejilla)
    de filter; het filterzakje
  2. el filtro (regla)
    de regel; filter
  3. el filtro

Vertaal Matrix voor filtro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter filtro; filtro de papel; rejilla
filterzakje filtro; filtro de papel; rejilla
regel filtro; regla instrucción; línea; norma; regla; regulación
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
filter filtro; regla

Verwante woorden van "filtro":

  • filtros

Synoniemen voor "filtro":


Wiktionary: filtro

filtro
noun
  1. een voorwerp met kleine gaatjes waar water of gassen doorheen kunnen om gezuiverd te worden

Cross Translation:
FromToVia
filtro filter filter — device for separating impurities from a fluid or other substance
filtro filter filtre — dispositif pour séparer

filtro vorm van filtrar:

filtrar werkwoord

  1. filtrar
    zeven; filteren; doorzijgen; filtreren; ziften
    • zeven werkwoord (zeef, zeeft, zeefde, zeefden, gezeefd)
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorzijgen werkwoord
    • filtreren werkwoord (filtreer, filtreert, filtreerde, filtreerden, gefiltreerd)
    • ziften werkwoord (zift, ziftte, ziftten, gezift)
  2. filtrar
    doorlekken
    • doorlekken werkwoord (lek door, lekt door, lekte door, lekten door, doorgelekt)
  3. filtrar
    uitfilteren
    • uitfilteren werkwoord (filter uit, filtert uit, filterde uit, filterden uit, uitgefilterd)
  4. filtrar
    filteren
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
  5. filtrar (colar; filtrarse)
    filteren; doorsijpelen
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorsijpelen werkwoord (sijpel door, sijpelt door, sijpelde door, sijpelden door, doorgesijpeld)
  6. filtrar (gotear; correr; verter; )
    druppelen; afdruipen; sijpelen; droppen; druipen; druppen; druppels laten vallen; uitdruppelen
    • druppelen werkwoord (druppel, druppelt, druppelde, druppelden, gedruppeld)
    • afdruipen werkwoord (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • sijpelen werkwoord (sijpel, sijpelt, sijpelde, sijpelden, gesijpeld)
    • droppen werkwoord (drop, dropt, dropte, dropten, gedropt)
    • druipen werkwoord (druip, druipt, droop, dropen, gedropen)
    • druppen werkwoord (drup, drupt, drupte, drupten, gedrupt)
    • uitdruppelen werkwoord (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)
  7. filtrar (colar)
  8. filtrar (chorrear; caer gota a gota)
    sijpelen; in straaltjes afdruipen

Conjugations for filtrar:

presente
  1. filtro
  2. filtras
  3. filtra
  4. filtramos
  5. filtráis
  6. filtran
imperfecto
  1. filtraba
  2. filtrabas
  3. filtraba
  4. filtrábamos
  5. filtrabais
  6. filtraban
indefinido
  1. filtré
  2. filtraste
  3. filtró
  4. filtramos
  5. filtrasteis
  6. filtraron
fut. de ind.
  1. filtraré
  2. filtrarás
  3. filtrará
  4. filtraremos
  5. filtraréis
  6. filtrarán
condic.
  1. filtraría
  2. filtrarías
  3. filtraría
  4. filtraríamos
  5. filtraríais
  6. filtrarían
pres. de subj.
  1. que filtre
  2. que filtres
  3. que filtre
  4. que filtremos
  5. que filtréis
  6. que filtren
imp. de subj.
  1. que filtrara
  2. que filtraras
  3. que filtrara
  4. que filtráramos
  5. que filtrarais
  6. que filtraran
miscelánea
  1. ¡filtra!
  2. ¡filtrad!
  3. ¡no filtres!
  4. ¡no filtréis!
  5. filtrado
  6. filtrando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

filtrar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el filtrar
    de filtering; de schifting

Vertaal Matrix voor filtrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen escurrir; gotear
droppen gotas
filtering filtrar
schifting filtrar aisladura; aislamiento; colección; escogimiento; selección; tría
uitdruppelen escurrir; gotear
zeven coladores; escurridores
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter escabullirse; filtrarse; resudar; retirarse con las orejas gachas; rezumar
doorlekken filtrar
doorsijpelen colar; filtrar; filtrarse
doorzijgen filtrar
droppen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter caer gota a gota; chorrear; cundir; dejar; escurrir; gotear; manchar
druipen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter caer gota a gota; chorrear; cundir; escurrir; gotear; manchar
druppelen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter caer gota a gota; chorrear; cundir; escurrir; gotear; manchar
druppels laten vallen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter caer gota a gota; chorrear; cundir; escurrir; gotear; manchar
druppen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter caer gota a gota; chorrear; cundir; escurrir; gotear; manchar
filteren colar; filtrar; filtrarse
filtreren filtrar
in straaltjes afdruipen caer gota a gota; chorrear; filtrar
laten doorsijpelen colar; filtrar
percoleren colar; filtrar
sijpelen caer gota a gota; chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter
uitdruppelen chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter filtrarse; resudar; rezumar
uitfilteren filtrar
zeven filtrar
ziften filtrar seleccionar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
zeven siete

Wiktionary: filtrar

filtrar
verb
  1. (overgankelijk) door een filter tevoorschijn doen komen
  2. door middel van een filter zuiveren of afscheiden

Cross Translation:
FromToVia
filtrar filteren filter — to sort, sift, or isolate
filtrar lekken leak — to reveal secret information
filtrar lekken leak — to allow fluid to escape or enter
filtrar filteren; filtreren; zijgen filtrerpasser par un filtre pour séparer un ou des éléments constituants.
filtrar vlucht fuite — Action de fuir

filtro vorm van filtrarse:

filtrarse werkwoord

  1. filtrarse (filtrar; colar)
    filteren; doorsijpelen
    • filteren werkwoord (filter, filtert, filterde, filterden, gefilterd)
    • doorsijpelen werkwoord (sijpel door, sijpelt door, sijpelde door, sijpelden door, doorgesijpeld)
  2. filtrarse (perseverar; empujar; retener; )
    doorzetten; doordouwen
    • doorzetten werkwoord (zet door, zette door, zetten door, doorgezet)
    • doordouwen werkwoord (douw door, douwt door, douwde door, douwden door, doorgedouwd)
  3. filtrarse (penetrar; perforar; entrar; )
    doordringen; penetreren
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
    • penetreren werkwoord (penetreer, penetreert, penetreerde, penetreerden, gepenetreerd)
  4. filtrarse (resudar; rezumar)
    uitlekken; afdruipen; afdruppelen; uitdruipen; uitdruppelen
    • uitlekken werkwoord (lek uit, lekt uit, lekte uit, lekten uit, uitgelekt)
    • afdruipen werkwoord (druip af, druipt af, droop af, dropen af, afgedropen)
    • afdruppelen werkwoord (druppel af, druppelt af, druppelde af, druppelden af, afgedruppeld)
    • uitdruipen werkwoord (druip uit, druipt uit, droop uit, dropen uit, uitgedropen)
    • uitdruppelen werkwoord (druppel uit, druppelt uit, druppelde uit, druppelden uit, uitgedruppeld)

Conjugations for filtrarse:

presente
  1. me filtro
  2. te filtras
  3. se filtra
  4. nos filtramos
  5. os filtráis
  6. se filtran
imperfecto
  1. me filtraba
  2. te filtrabas
  3. se filtraba
  4. nos filtrábamos
  5. os filtrabais
  6. se filtraban
indefinido
  1. me filtré
  2. te filtraste
  3. se filtró
  4. nos filtramos
  5. os filtrasteis
  6. se filtraron
fut. de ind.
  1. me filtraré
  2. te filtrarás
  3. se filtrará
  4. nos filtraremos
  5. os filtraréis
  6. se filtrarán
condic.
  1. me filtraría
  2. te filtrarías
  3. se filtraría
  4. nos filtraríamos
  5. os filtraríais
  6. se filtrarían
pres. de subj.
  1. que me filtre
  2. que te filtres
  3. que se filtre
  4. que nos filtremos
  5. que os filtréis
  6. que se filtren
imp. de subj.
  1. que me filtrara
  2. que te filtraras
  3. que se filtrara
  4. que nos filtráramos
  5. que os filtrarais
  6. que se filtraran
miscelánea
  1. ¡filtrate!
  2. ¡filtraos!
  3. ¡no te filtres!
  4. ¡no os filtréis!
  5. filtrado
  6. filtrándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor filtrarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen escurrir; gotear
afdruppelen escurrir; gotear
uitdruipen escurrir; gotear
uitdruppelen escurrir; gotear
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdruipen filtrarse; resudar; rezumar chorrear; correr; divulgarse; escabullirse; filtrar; gota a gota; gotear; retirarse con las orejas gachas; salirse; verter
afdruppelen filtrarse; resudar; rezumar
doordouwen calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad
doordringen acceder; adentrar; caer en; caerse; derrumbarse; entrar; entrar de paso; entrar en; filtrarse; penetrar; perforar; perforarse acercarse; alcanzar; allegarse; calar; llegar a; lograr; obtener; penetrar
doorsijpelen colar; filtrar; filtrarse
doorzetten calar; empujar; filtrarse; no cesar; perseverar; retener; tener constancia y tenacidad continuar; perseverar; persistir
filteren colar; filtrar; filtrarse filtrar
penetreren acceder; adentrar; caer en; caerse; derrumbarse; entrar; entrar de paso; entrar en; filtrarse; penetrar; perforar; perforarse chusmear; intrusiar; penetrar
uitdruipen filtrarse; resudar; rezumar
uitdruppelen filtrarse; resudar; rezumar chorrear; correr; divulgarse; filtrar; gota a gota; gotear; salirse; verter
uitlekken filtrarse; resudar; rezumar

Synoniemen voor "filtrarse":


Wiktionary: filtrarse


Cross Translation:
FromToVia
filtrarse filteren; sijpelen filter — to pass through a filter or to act as though passing through a filter

Verwante vertalingen van filtro