Fidelidad in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

fidelidad:
- loyaliteit; trouw; getrouwheid; trouwhartigheid; affectie; gehechtheid; aanhankelijkheid; verknochtheid; oprechtheid; eerlijkheid; rechtschapenheid; integriteit; onkreukbaarheid; rondborstigheid; rondheid; openheid; openhartigheid; beeldkwaliteit
Wiktionary:
- fidelidad → fideliteit, trouw
- fidelidad → getrouwheid, trouw, loyaliteit, trouwhartigheid, aanhang

Spaans

Uitgebreide vertaling voor fidelidad (Spaans) in het Nederlands

fidelidad:

fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la fidelidad (honestidad; lealtad; sinceridad; integridad)
de loyaliteit; de trouw; de getrouwheid; trouwhartigheid
- loyaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- trouw [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- getrouwheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- trouwhartigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la fidelidad (afectuosidad; apego; afecto; dedicación)
de affectie; de gehechtheid; de aanhankelijkheid; de verknochtheid
- affectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gehechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aanhankelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verknochtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la fidelidad (abertura; sinceridad; honestidad; cordialidad; candidez; apertura; candor; honradez)
de oprechtheid; de eerlijkheid; de rechtschapenheid
- oprechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- eerlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rechtschapenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la fidelidad (integridad; lealtad; sinceridad; honestidad; rectitud; inarrugabilidad)
de integriteit
- integriteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la fidelidad (honradez; rectitud; lealtad; sinceridad; integridad; honestidad; inarrugabilidad)
de onkreukbaarheid
- onkreukbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la fidelidad (abertura; candor; franqueza; apertura; transparencia; oportunidad; distinción; orden; limpieza; lealtad; conveniencia; sinceridad; veracidad; integridad; honestidad; cordialidad; honradez; ingenuidad; primor; redondez; decencia; elegancia; desenvoltura; pulcritud; imparcialidad; buenos modales; exquisitez; candidez; objetividad; buen humor; respetabilidad; honorabilidad; jovialidad; alegría apacible; sistematismo; genio festivo; buenas costumbres)
rondborstigheid; de oprechtheid; rondheid; de openheid; de openhartigheid
- rondborstigheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- oprechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rondheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- openheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- openhartigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la fidelidad
de beeldkwaliteit
- beeldkwaliteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor fidelidad:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanhankelijkheid	afecto; afectuosidad; apego; dedicación; fidelidad
affectie	afecto; afectuosidad; apego; dedicación; fidelidad
beeldkwaliteit	fidelidad
eerlijkheid	abertura; apertura; candidez; candor; cordialidad; fidelidad; honestidad; honradez; sinceridad
gehechtheid	afecto; afectuosidad; apego; dedicación; fidelidad
getrouwheid	fidelidad; honestidad; integridad; lealtad; sinceridad
integriteit	fidelidad; honestidad; inarrugabilidad; integridad; lealtad; rectitud; sinceridad	integridad; integridad de datos
loyaliteit	fidelidad; honestidad; integridad; lealtad; sinceridad
onkreukbaarheid	fidelidad; honestidad; honradez; inarrugabilidad; integridad; lealtad; rectitud; sinceridad
openhartigheid	abertura; alegría apacible; apertura; buen humor; buenas costumbres; buenos modales; candidez; candor; conveniencia; cordialidad; decencia; desenvoltura; distinción; elegancia; exquisitez; fidelidad; franqueza; genio festivo; honestidad; honorabilidad; honradez; imparcialidad; ingenuidad; integridad; jovialidad; lealtad; limpieza; objetividad; oportunidad; orden; primor; pulcritud; redondez; respetabilidad; sinceridad; sistematismo; transparencia; veracidad
openheid	abertura; alegría apacible; apertura; buen humor; buenas costumbres; buenos modales; candidez; candor; conveniencia; cordialidad; decencia; desenvoltura; distinción; elegancia; exquisitez; fidelidad; franqueza; genio festivo; honestidad; honorabilidad; honradez; imparcialidad; ingenuidad; integridad; jovialidad; lealtad; limpieza; objetividad; oportunidad; orden; primor; pulcritud; redondez; respetabilidad; sinceridad; sistematismo; transparencia; veracidad	admisibilidad; sensibilidad
oprechtheid	abertura; alegría apacible; apertura; buen humor; buenas costumbres; buenos modales; candidez; candor; conveniencia; cordialidad; decencia; desenvoltura; distinción; elegancia; exquisitez; fidelidad; franqueza; genio festivo; honestidad; honorabilidad; honradez; imparcialidad; ingenuidad; integridad; jovialidad; lealtad; limpieza; objetividad; oportunidad; orden; primor; pulcritud; redondez; respetabilidad; sinceridad; sistematismo; transparencia; veracidad
rechtschapenheid	abertura; apertura; candidez; candor; cordialidad; fidelidad; honestidad; honradez; sinceridad
rondborstigheid	abertura; alegría apacible; apertura; buen humor; buenas costumbres; buenos modales; candidez; candor; conveniencia; cordialidad; decencia; desenvoltura; distinción; elegancia; exquisitez; fidelidad; franqueza; genio festivo; honestidad; honorabilidad; honradez; imparcialidad; ingenuidad; integridad; jovialidad; lealtad; limpieza; objetividad; oportunidad; orden; primor; pulcritud; redondez; respetabilidad; sinceridad; sistematismo; transparencia; veracidad
rondheid	abertura; alegría apacible; apertura; buen humor; buenas costumbres; buenos modales; candidez; candor; conveniencia; cordialidad; decencia; desenvoltura; distinción; elegancia; exquisitez; fidelidad; franqueza; genio festivo; honestidad; honorabilidad; honradez; imparcialidad; ingenuidad; integridad; jovialidad; lealtad; limpieza; objetividad; oportunidad; orden; primor; pulcritud; redondez; respetabilidad; sinceridad; sistematismo; transparencia; veracidad
trouw	fidelidad; honestidad; integridad; lealtad; sinceridad	dedicación; devoción
trouwhartigheid	fidelidad; honestidad; integridad; lealtad; sinceridad
verknochtheid	afecto; afectuosidad; apego; dedicación; fidelidad
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
trouw		fiel; honrado; leal

Verwante woorden van "fidelidad":

fidelidades

Synoniemen voor "fidelidad":

fe; lealtad; rectitud
juramento; promesa; compromiso; palabra; voto; testimonio; ofrenda
nobleza; franqueza; amistad; adhesión; cumplimiento; devoción; honradez; observancia

Wiktionary: fidelidad

fidelidad

noun

trouw, getrouwheid
- fideliteit → fidelidad
het zich houden aan...
- trouw → fidelidad; lealtad

Cross Translation:

From	To	Via
• fidelidad	→ getrouwheid; trouw; loyaliteit; trouwhartigheid; aanhang	↔ allegiance — loyalty to some cause, nation or ruler

Verwante vertalingen van fidelidad

Remove Ads

Vertaal fidelidad van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor fidelidad (Spaans) in het Nederlands

fidelidad:

fidelidad [la ~] zelfstandig naamwoord

la fidelidad (honestidad; lealtad; sinceridad; integridad)

la fidelidad (afectuosidad; apego; afecto; dedicación)

la fidelidad (abertura; sinceridad; honestidad; cordialidad; candidez; apertura; candor; honradez)

la fidelidad (integridad; lealtad; sinceridad; honestidad; rectitud; inarrugabilidad)

la fidelidad (honradez; rectitud; lealtad; sinceridad; integridad; honestidad; inarrugabilidad)

la fidelidad

Vertaal Matrix voor fidelidad:

Verwante woorden van "fidelidad":

Synoniemen voor "fidelidad":

Wiktionary: fidelidad

Verwante vertalingen van fidelidad