Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- fanfarrona:
-
fanfarrón:
- patser; opschepper; pocher; bluffer; geurmaker; branieschopper; haantje; grootspreker; snoever; blaaskaak; windbuil; dikdoeners; charlatan; kwakzalver; wonderdokter; hol vat; leeg vat; opsnijder; praatjesmakers; dikdoener; windbuilen; opscheppers; snoevers; praalhans; showbink
- grootsprakig; aanstellerig; gekunsteld; dikdoenerig; opschepperig; pocherig; brallerig; snoevend; grootsprakerig
-
Wiktionary:
- fanfarrón → opschepper
- fanfarrón → pocher, snoever, aansteller, grootspreker, opschepper
Spaans
Uitgebreide vertaling voor fanfarrona (Spaans) in het Nederlands
fanfarrona:
-
la fanfarrona (bocazas; fanfarrón; fantoche; fantasmón)
-
la fanfarrona (matasanos; curandero; charlatán; fanfarrón)
-
la fanfarrona (barril vacío; chulo; pijo; presumido; fanfarrón; charlatán; alborotador; jactancioso; valentón; baladrón; persona bullangera; babrucón; temerón; fantasmón)
-
la fanfarrona (babrucón; presumido; hablador; fanfarrón; charlatán; farsante; alborotador; charlador; parlanchín; bullangero; baladrón; persona bullangera)
de praatjesmakers; de pocher; de dikdoener; de windbuil; de windbuilen; de opschepper; de bluffer; de opscheppers; de snoever; de snoevers
Vertaal Matrix voor fanfarrona:
Verwante woorden van "fanfarrona":
fanfarrona vorm van fanfarrón:
-
el fanfarrón (baladrón; valentón)
-
el fanfarrón (baladrón; valentón)
-
el fanfarrón
-
el fanfarrón (persona bullangera)
-
el fanfarrón (bocazas; fantoche; fanfarrona; fantasmón)
-
el fanfarrón (fanfarrones; chulo; pijo; alborotador; jactancioso; valentón; bullangero; baladrón; persona bullangera; babrucón; temerón)
de dikdoeners -
el fanfarrón (matasanos; curandero; charlatán; fanfarrona)
-
el fanfarrón (barril vacío; chulo; pijo; presumido; charlatán; alborotador; jactancioso; valentón; baladrón; persona bullangera; babrucón; fanfarrona; temerón; fantasmón)
-
el fanfarrón (persona bullangera; chulo; pijo; alborotador; fanfarrones; jactancioso; valentón; bullangero; baladrón; babrucón; temerón; cortador de los cantos de los ladrillos)
-
el fanfarrón (babrucón; presumido; hablador; charlatán; farsante; alborotador; charlador; parlanchín; bullangero; baladrón; persona bullangera; fanfarrona)
de praatjesmakers; de pocher; de dikdoener; de windbuil; de windbuilen; de opschepper; de bluffer; de opscheppers; de snoever; de snoevers -
el fanfarrón (bravucón)
-
fanfarrón
grootsprakig-
grootsprakig bijvoeglijk naamwoord
-
-
fanfarrón (afectado; melindroso; dengoso; pijo; rebuscado; amanerado; esnob; artificioso)
aanstellerig; gekunsteld; dikdoenerig-
aanstellerig bijvoeglijk naamwoord
-
gekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
dikdoenerig bijvoeglijk naamwoord
-
-
fanfarrón (ostentador; presumido)
opschepperig; pocherig; brallerig; snoevend; grootsprakerig-
opschepperig bijvoeglijk naamwoord
-
pocherig bijvoeglijk naamwoord
-
brallerig bijvoeglijk naamwoord
-
snoevend bijvoeglijk naamwoord
-
grootsprakerig bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor fanfarrón:
Verwante woorden van "fanfarrón":
Synoniemen voor "fanfarrón":
Wiktionary: fanfarrón
fanfarrón
Cross Translation:
noun
-
iemand die vaak opschept tot ergernis van anderen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fanfarrón | → pocher; snoever; aansteller | ↔ braggart — one who boasts |
• fanfarrón | → grootspreker; opschepper | ↔ Maulheld — eine Person, die gerne mit ihren Taten und Fähigkeiten prahlen, tatsächlich aber kaum etwas Entsprechendes tut |