Falsedad in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

falsedad:
- leugen; bedrog; onwaarheid; hypocrisie; huichelarij; leugenachtigheid; misleiding; oplichterij; zwendel; valsheid; onechtheid; onnatuurlijkheid; onoprechtheid; doortraptheid; sluwheid; gewiekstheid; gladheid; listigheid; snoodheid; verraderlijkheid; gekunsteldheid; geaffekteerdheid; gemaaktheid
Wiktionary:
- falsedad → valsheid
- falsedad → onwaarheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor falsedad (Spaans) in het Nederlands

falsedad:

falsedad [la ~] zelfstandig naamwoord

la falsedad (mentira; timo; estafa; fraude; impostura; superchería; embuste; engaño)
de leugen; het bedrog; de onwaarheid
- leugen [de ~] zelfstandig naamwoord
- bedrog [het ~] zelfstandig naamwoord
- onwaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (hipocresía; fingimiento; insinceridad)
de hypocrisie; de huichelarij
- hypocrisie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- huichelarij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (mendacidad; falsía)
de leugenachtigheid
- leugenachtigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (engaño; estafa; trampa; fraude; mentira; embuste)
de misleiding; de oplichterij; het bedrog; de zwendel
- misleiding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- oplichterij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bedrog [het ~] zelfstandig naamwoord
- zwendel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (disimulo; engaño; traición; impostura; embuste; superchería; amaneramiento; mendacidad; falsía)
de valsheid; de onechtheid
- valsheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (contra la naturaleza)
de onnatuurlijkheid
- onnatuurlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (insinceridad; hipocresía; fingimiento)
de onoprechtheid
- onoprechtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (astucia; habilidad; maldad; malicia; fealdad; listeza; falsía; zorrería)
de doortraptheid; de sluwheid; de gewiekstheid; de gladheid; de listigheid; de snoodheid
- doortraptheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- sluwheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewiekstheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gladheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- listigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- snoodheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (ardid; malicia)
de verraderlijkheid
- verraderlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la falsedad (artificialidad; mentira; actuación; disimulo; engaño; estafa; fraude; impostura; falsía)
de gekunsteldheid; geaffekteerdheid; de gemaaktheid
- gekunsteldheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geaffekteerdheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- gemaaktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor falsedad:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bedrog	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; impostura; mentira; superchería; timo; trampa	embuste; engaño; estafa; falsificación; fraude; malversaciones; trampa
doortraptheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	astucia; habilidad; listeza; malicia; refinamiento; sagacidad; sofisticación; zorrería
geaffekteerdheid	actuación; artificialidad; disimulo; engaño; estafa; falsedad; falsía; fraude; impostura; mentira
gekunsteldheid	actuación; artificialidad; disimulo; engaño; estafa; falsedad; falsía; fraude; impostura; mentira
gemaaktheid	actuación; artificialidad; disimulo; engaño; estafa; falsedad; falsía; fraude; impostura; mentira
gewiekstheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	acritud; agudez; agudeza; astucia; habilidad; listeza; malicia; sagacidad; vivacidad; viveza; zorrería
gladheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	astucia; condición resbaladiza; habilidad; listeza; lisura; malicia; tersura; zorrería
huichelarij	falsedad; fingimiento; hipocresía; insinceridad
hypocrisie	falsedad; fingimiento; hipocresía; insinceridad	hipocresía
leugen	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; impostura; mentira; superchería; timo	cuento; fábula; invención
leugenachtigheid	falsedad; falsía; mendacidad
listigheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	astucia; listeza; sagacidad
misleiding	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; mentira; trampa
onechtheid	amaneramiento; disimulo; embuste; engaño; falsedad; falsía; impostura; mendacidad; superchería; traición
onnatuurlijkheid	contra la naturaleza; falsedad
onoprechtheid	falsedad; fingimiento; hipocresía; insinceridad
onwaarheid	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; impostura; mentira; superchería; timo
oplichterij	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; mentira; trampa	desfalco; embuste; engaño; engaño burdo; estafa; estafas; falsificación; farsa; fraude; malversaciones; malversación; petardo; trampa; trampería
sluwheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	astucia; habilidad; listeza; malicia; sagacidad; zorrería
snoodheid	astucia; falsedad; falsía; fealdad; habilidad; listeza; maldad; malicia; zorrería	bajeza; malicia; vileza
valsheid	amaneramiento; disimulo; embuste; engaño; falsedad; falsía; impostura; mendacidad; superchería; traición	astucia; trampa; truco
verraderlijkheid	ardid; falsedad; malicia
zwendel	embuste; engaño; estafa; falsedad; fraude; mentira; trampa	desfalco; engaño; engaño burdo; estafa; estafas; falsificación; farsa; fraude; malversaciones; malversación; petardo; trampa; trampería

Synoniemen voor "falsedad":

exterioridad; simulación
falacia; engaño; mentira; calumnia; falsía; hipocresía; enredo; chisme; embrollo; chanchullo

Wiktionary: falsedad

falsedad

noun

bedrieglijkheid
- valsheid → malicia; malignidad; falsedad

Cross Translation:

From	To	Via
• falsedad	→ onwaarheid	↔ falsehood — false statement

Remove Ads

Vertaal falsedad van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor falsedad (Spaans) in het Nederlands

falsedad:

falsedad [la ~] zelfstandig naamwoord

la falsedad (mentira; timo; estafa; fraude; impostura; superchería; embuste; engaño)

la falsedad (hipocresía; fingimiento; insinceridad)

la falsedad (mendacidad; falsía)

la falsedad (engaño; estafa; trampa; fraude; mentira; embuste)

la falsedad (disimulo; engaño; traición; impostura; embuste; superchería; amaneramiento; mendacidad; falsía)

la falsedad (contra la naturaleza)

la falsedad (insinceridad; hipocresía; fingimiento)

la falsedad (astucia; habilidad; maldad; malicia; fealdad; listeza; falsía; zorrería)

la falsedad (ardid; malicia)

la falsedad (artificialidad; mentira; actuación; disimulo; engaño; estafa; fraude; impostura; falsía)

Vertaal Matrix voor falsedad:

Synoniemen voor "falsedad":

Wiktionary: falsedad