Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
extender:
- uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen; vergroten; talrijker maken; spreiden; distribueren; verdelen; uitreiken; ronddelen; uitsmeren; uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen; toewijzen; toekennen; gunnen; toebedelen; iets toekennen
-
Wiktionary:
- extender → uitbreiden, verspreiden, spreiden, verbreiden, uitstrekken, smeren, besmeren, doorsmeren, ontvouwen, uitspreiden, uitbouwen, vergroten, afwikkelen, ontrollen, uitrollen, ophouden, rekken, strekken, uitsteken, verdunnen, versnijden, verwateren
Spaans
Uitgebreide vertaling voor extender (Spaans) in het Nederlands
extender:
-
extender (aumentar; ampliar; añadir a; crecer; agrandar; hacer ampliaciones; hincharse; construir; dilatarse)
uitbreiden; expanderen; verruimen; vermeerderen; verwijden; uitbouwen; verbreiden; uitdijen; openen-
expanderen werkwoord
-
extender (hacer ampliaciones; incrementar; agrandar; suplir; reemplazar)
-
extender (desplegar; espaciar)
-
extender (distribuir; dividir; repartir; desplegar; dar; esparcir)
-
extender (untar)
-
extender (llamar la atención; destacarse; saltar a la vista; ostentar; saltar; resaltar; brillar; sorprender; hacerse interesante; exhibir; descollar; exponer; sobrepasar)
uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen-
eruit springen werkwoord (spring eruit, springt eruit, sprong eruit, sprongen eruit, eruit gesprongen)
-
in het oog lopen werkwoord
-
extender (repartir; encuestar; ceder; admitir; atribuir; ser de; deber de ser; repasar la lección; saber; permitir; reconocer; atender a; cumplir con; acceder a; dar; aprender; pagar; acceder; entrevistar; preguntar la lección; dividir en lotes; invitar a salir a una; prestar atención a)
Conjugations for extender:
presente
- extiendo
- extiendes
- extiende
- extendemos
- extendéis
- extienden
imperfecto
- extendía
- extendías
- extendía
- extendíamos
- extendíais
- extendían
indefinido
- extendí
- extendiste
- extendió
- extendimos
- extendisteis
- extendieron
fut. de ind.
- extenderé
- extenderás
- extenderá
- extenderemos
- extenderéis
- extenderán
condic.
- extendería
- extenderías
- extendería
- extenderíamos
- extenderíais
- extenderían
pres. de subj.
- que extienda
- que extiendas
- que extienda
- que extendamos
- que extendáis
- que extiendan
imp. de subj.
- que extendiera
- que extendieras
- que extendiera
- que extendiéramos
- que extendierais
- que extendieran
miscelánea
- ¡extiende!
- ¡extended!
- ¡no extiendas!
- ¡no extendáis!
- extendido
- extendiendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor extender:
Synoniemen voor "extender":
Wiktionary: extender
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• extender | → uitbreiden | ↔ extend — to increase in extent |
• extender | → verspreiden; spreiden; uitbreiden; verbreiden; uitstrekken | ↔ spread — to stretch out, expand |
• extender | → smeren; besmeren; doorsmeren; spreiden; ontvouwen; uitspreiden; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; ophouden; rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |