Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
exhibir:
- tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren; voorleggen; presenteren; laten zien; offreren; aanbieden; vertonen; tentoonspreiden; ontmaskeren; blootleggen; onthullen; uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen; pronken; te kijk lopen met; pralen; geuren; exposeren; voor ogen brengen
-
Wiktionary:
- exhibir → etaleren, tentoonstellen
- exhibir → tentoonstellen, tonen, blootleggen, [[zichtbaar maken]]
Spaans
Uitgebreide vertaling voor exhibir (Spaans) in het Nederlands
exhibir:
-
exhibir (exponer; presentar)
tonen; tentoonstellen; uitstallen; etaleren-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
exhibir (presentar; mostrar; parecer; hacer la presentación de; ofrecer; demostrar; poner; enseñar; manifestar; representar; aparecer; proyectar; ofertar; someter a)
-
exhibir (demostrar; enseñar; mostrar; presentar; exponer; hacer postura; expresar)
-
exhibir (exponer; mostrar; ostentar; alardear; alardear de)
tentoonspreiden; uitstallen-
tentoonspreiden werkwoord (speid tentoon, speidt tentoon, speidde tentoon, speidden tentoon, tentoongespreid)
-
-
exhibir (desenmascarar; destapar; descubrir; exponer; presentar)
-
exhibir (llamar la atención; destacarse; saltar a la vista; ostentar; saltar; resaltar; brillar; sorprender; hacerse interesante; descollar; extender; exponer; sobrepasar)
uitsteken; opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen-
eruit springen werkwoord (spring eruit, springt eruit, sprong eruit, sprongen eruit, eruit gesprongen)
-
in het oog lopen werkwoord
-
exhibir (hacer ostentación de; ostentar; pavonearse; brillar; exponer; alardear de; desplegar; alardear; hacer gala de; hacerse interesante; hacer alarde de)
-
exhibir (mostrar; enseñar; demostrar; representar; lucir; poner; revelar; manifestar; presentar; hacer la presentación de; exponer; ostentar)
tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
exhibir (exponer)
vertonen; tonen; exposeren; tentoonstellen; voor ogen brengen-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
voor ogen brengen werkwoord
Conjugations for exhibir:
presente
- exhibo
- exhibes
- exhibe
- exhibimos
- exhibís
- exhiben
imperfecto
- exhibía
- exhibías
- exhibía
- exhibíamos
- exhibíais
- exhibían
indefinido
- exhibí
- exhibiste
- exhibió
- exhibimos
- exhibisteis
- exhibieron
fut. de ind.
- exhibiré
- exhibirás
- exhibirá
- exhibiremos
- exhibiréis
- exhibirán
condic.
- exhibiría
- exhibirías
- exhibiría
- exhibiríamos
- exhibiríais
- exhibirían
pres. de subj.
- que exhiba
- que exhibas
- que exhiba
- que exhibamos
- que exhibáis
- que exhiban
imp. de subj.
- que exhibiera
- que exhibieras
- que exhibiera
- que exhibiéramos
- que exhibierais
- que exhibieran
miscelánea
- ¡exhibe!
- ¡exhibid!
- ¡no exhibas!
- ¡no exhibáis!
- exhibido
- exhibiendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor exhibir:
Synoniemen voor "exhibir":
Wiktionary: exhibir
exhibir
Cross Translation:
verb
-
(overgankelijk) uitstallen, tentoonspreiden
-
voor een publiek toonbaar maken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• exhibir | → tentoonstellen; tonen | ↔ exhibit — display or show (something) for others to see |
• exhibir | → blootleggen; [[zichtbaar maken]] | ↔ expose — to uncover, make visible, bring to daylight, introduce to |