Spaans
Uitgebreide vertaling voor excarcelar (Spaans) in het Nederlands
excarcelar:
-
excarcelar (dejar libre; poner en libertad; libertar; dejar; liberar; dar libertad)
vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten-
in vrijheid stellen werkwoord (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
-
van de boeien ontdoen werkwoord (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
-
excarcelar (dar libertad; poner en libertad; dejar marchar a una persona; liberar; amnistiar; dejar libre; dejar ir a una persona; dejar sin ocupar)
loslaten; vrijlaten; invrijheidstellen; laten gaan; amnestie verlenen-
invrijheidstellen werkwoord
-
amnestie verlenen werkwoord (verleen amnestie, verleent amnestie, verleende amnestie, verleenden amnestie, amnestie verleend)
-
excarcelar (mandar; enviar; remitir; echar al correo; echar; soltar; expedir; emitir; retransmitir; rechazar)
Conjugations for excarcelar:
presente
- excarcelo
- excarcelas
- excarcela
- excarcelamos
- excarceláis
- excarcelan
imperfecto
- excarcelaba
- excarcelabas
- excarcelaba
- excarcelábamos
- excarcelabais
- excarcelaban
indefinido
- excarcelé
- excarcelaste
- excarceló
- excarcelamos
- excarcelasteis
- excarcelaron
fut. de ind.
- excarcelaré
- excarcelarás
- excarcelará
- excarcelaremos
- excarcelaréis
- excarcelarán
condic.
- excarcelaría
- excarcelarías
- excarcelaría
- excarcelaríamos
- excarcelaríais
- excarcelarían
pres. de subj.
- que excarcele
- que excarceles
- que excarcele
- que excarcelemos
- que excarceléis
- que excarcelen
imp. de subj.
- que excarcelara
- que excarcelaras
- que excarcelara
- que excarceláramos
- que excarcelarais
- que excarcelaran
miscelánea
- ¡excarcela!
- ¡excarcelad!
- ¡no excarceles!
- ¡no excarceléis!
- excarcelado
- excarcelando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes