Examen in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

examen:
- eindexamen; examen; test; proefwerk; toets; repetitie; tentamen; universitair examen; onderzoek; inspectie; navorsing; keuring; ondervraging; overhoring; bestudering; exploratie; kennisneming; schoolexamen; scan
Wiktionary:
- examen → test
- examen → controle, toets, proefwerk, examen, test

Spaans

Uitgebreide vertaling voor examen (Spaans) in het Nederlands

examen:

examen [el ~] zelfstandig naamwoord

el examen (examen final; examen de fin de estudios; prueba; examen parcial; ensayo)
het eindexamen; het examen
- eindexamen [het ~] zelfstandig naamwoord
- examen [het ~] zelfstandig naamwoord
el examen (prueba escrita; repaso; control)
de test; het proefwerk; de toets; de repetitie
- test [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- proefwerk [het ~] zelfstandig naamwoord
- toets [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- repetitie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (examen parcial; test)
het tentamen; universitair examen
- tentamen [het ~] zelfstandig naamwoord
- universitair examen [znw.] zelfstandig naamwoord
el examen (investigación; análisis; estudio; exploración; control; test)
het onderzoek; de inspectie; de navorsing
- onderzoek [het ~] zelfstandig naamwoord
- inspectie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- navorsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (inspección; revisión; control)
de keuring
- keuring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (investigación)
het onderzoek
- onderzoek [het ~] zelfstandig naamwoord
el examen (interrogación; interrogatorio; toma de declaración)
de ondervraging; de overhoring
- ondervraging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- overhoring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (estudio; estudios)
de bestudering
- bestudering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (exploración; reconocimiento; estudio; investigación)
de exploratie
- exploratie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen (tener conocimiento; exámenes; inspección)
de kennisneming
- kennisneming [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el examen
het schoolexamen
- schoolexamen [het ~] zelfstandig naamwoord
el examen (detección)
de scan
- scan [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor examen:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bestudering	estudio; estudios; examen
eindexamen	ensayo; examen; examen de fin de estudios; examen final; examen parcial; prueba
examen	ensayo; examen; examen de fin de estudios; examen final; examen parcial; prueba
exploratie	estudio; examen; exploración; investigación; reconocimiento
inspectie	análisis; control; estudio; examen; exploración; investigación; test	inspección
kennisneming	examen; exámenes; inspección; tener conocimiento
keuring	control; examen; inspección; revisión
navorsing	análisis; control; estudio; examen; exploración; investigación; test	investigación
ondervraging	examen; interrogación; interrogatorio; toma de declaración	interrogación; interrogatorio; preguntarse; toma de declaración
onderzoek	análisis; control; estudio; examen; exploración; investigación; test
overhoring	examen; interrogación; interrogatorio; toma de declaración
proefwerk	control; examen; prueba escrita; repaso
repetitie	control; examen; prueba escrita; repaso	ensayo; ensayo general; repaso; repetición
scan	detección; examen
schoolexamen	examen	examen escolar
tentamen	examen; examen parcial; test
test	control; examen; prueba escrita; repaso	prueba; test
toets	control; examen; prueba escrita; repaso	clave; examen de computador; prueba
universitair examen	examen; examen parcial; test
Not Specified	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
test		prueba

Verwante woorden van "examen":

exámenes

Synoniemen voor "examen":

análisis; estudio; investigación; exploración; observación; prospección; diagnosis
busca; búsqueda; rebusca; averiguación; indagación; pesquisa; escudriñamiento; sondeo; rastreo; registro; cacheo; inspección
ejercicio; control; prueba
ensayo; experimientación; experimentación; test
experimento; experiencia; intento; tentativa; cuestionario
mirada; ojeada; vistazo
oposición; concurso; competición
reconocimiento; agradecimiento; gratitud

Wiktionary: examen

examen

noun

toets
- test → examen; test

Cross Translation:

From	To	Via
• examen	→ controle	↔ check — an inspection or examination
• examen	→ toets; proefwerk; examen	↔ examination — formal test
• examen	→ examen; test	↔ test — academics: examination
• examen	→ examen; test	↔ test — Examen

Verwante vertalingen van examen

Remove Ads

Vertaal examen van Spaans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor examen (Spaans) in het Nederlands

examen:

examen [el ~] zelfstandig naamwoord

el examen (examen final; examen de fin de estudios; prueba; examen parcial; ensayo)

el examen (prueba escrita; repaso; control)

el examen (examen parcial; test)

el examen (investigación; análisis; estudio; exploración; control; test)

el examen (inspección; revisión; control)

el examen (investigación)

el examen (interrogación; interrogatorio; toma de declaración)

el examen (estudio; estudios)

el examen (exploración; reconocimiento; estudio; investigación)

el examen (tener conocimiento; exámenes; inspección)

el examen

el examen (detección)

Vertaal Matrix voor examen:

Verwante woorden van "examen":

Synoniemen voor "examen":

Wiktionary: examen

Verwante vertalingen van examen