Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal espaciar

Vertaal espaciar van Spaans naar Nederlands

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

espaciar:
- spreiden; spatiëren; van spaties voorzien; spatieren

Spaans

Uitgebreide vertaling voor espaciar (Spaans) in het Nederlands

espaciar:

espaciar werkwoord

espaciar (desplegar; extender)
spreiden
- spreiden werkwoord (spreid, spreidt, spreidde, spreidden, gespreid)
espaciar (proveer de espacios)
spatiëren; van spaties voorzien; spatieren
- spatiëren werkwoord
- van spaties voorzien werkwoord (voorzie van spaties, voorziet van spaties, voorzag van spaties, voorzagen van spaties, van spaties voorzien)
- spatieren werkwoord (spatieer, spatieert, spatieerde, spatieerden, gespatieerd)

Conjugations for espaciar:

presente

espacio
espacias
espacia
espaciamos
espaciáis
espacian

imperfecto

espaciaba
espaciabas
espaciaba
espaciábamos
espaciabais
espaciaban

indefinido

espacié
espaciaste
espació
espaciamos
espaciasteis
espaciaron

fut. de ind.

espaciaré
espaciarás
espaciará
espaciaremos
espaciaréis
espaciarán

condic.

espaciaría
espaciarías
espaciaría
espaciaríamos
espaciaríais
espaciarían

pres. de subj.

que espacie
que espacies
que espacie
que espaciemos
que espaciéis
que espacien

imp. de subj.

que espaciara
que espaciaras
que espaciara
que espaciáramos
que espaciarais
que espaciaran

miscelánea

¡espacia!
¡espaciad!
¡no espacies!
¡no espaciéis!
espaciado
espaciando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor espaciar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
spatieren	espaciar; proveer de espacios
spatiëren	espaciar; proveer de espacios
spreiden	desplegar; espaciar; extender
van spaties voorzien	espaciar; proveer de espacios

Synoniemen voor "espaciar":

gotear; escasear