Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
envolver:
- erbij betrekken; verwikkelen
- emballeren; inpakken; verpakken; inwikkelen; toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten; omgeven; omringen; beperken; inkapselen; limiteren; inperken; indammen; omvatten; omwikkelen; wikkelen; draperen; met stof behangen; compliceren; moeilijk maken; ingewikkeld maken; omspannen; met handen omvatten; omwinden; ombinden; om het lijf binden; omtrekken
-
Wiktionary:
- envolver → betrekken, inpakken, inpalmen, insluiten, omsingelen
- envolver → omvatten, omhullen, oprollen, omgeven, omringen, omcirkelen, omsingelen, insluiten, inpakken, omslag, baken, inbakeren, inzwachtelen, omwikkelen, strengelen, wikkelen, winden
Spaans
Uitgebreide vertaling voor envolver (Spaans) in het Nederlands
envolver:
-
envolver
-
envolver (embalar; empaquetar)
-
envolver (abarcar; incluir; acompañar; adjuntar; agregar; encerrar; dominar; añadir; cubrir; encapsular; contener; abrazar; limitar; aislar; restringir; acorralar; englobar; copar; comprimir; contornear)
-
envolver (rodear; encerrar; circundar)
-
envolver (limitar; restringir; incluir; contener; acorralar; encapsular; encerrar; aislar; englobar; encauzar; comprimir; neutralizar)
-
envolver (abarcar; incluir; contener; cubrir; encerrar; comprender; comprimir; encapsular; dominar; acorralar; englobar; ceñir; contornear)
-
envolver
-
envolver (abrigar con algo; empaquetar)
-
envolver (drapear; cubrir; cubrir con tela)
draperen; met stof behangen-
met stof behangen werkwoord (behang met stof, behangt met stof, behing met stof, behingen met stof, met stof behangen)
-
envolver (complicarse; involucrar; atrapar; enredar)
compliceren; moeilijk maken; ingewikkeld maken-
moeilijk maken werkwoord (maak moeilijk, maakt moeilijk, maakte moeilijk, maakten moeilijk, moeilijk gemaakt)
-
ingewikkeld maken werkwoord (maak ingewikkeld, maakt ingewikkeld, maakte ingewikkeld, maakten ingewikkeld, ingewikkeld gemaakt)
-
envolver (abarcar; incluir; contener; englobar)
-
envolver (atar)
-
envolver (contornear; abrazar; abarcar)
Conjugations for envolver:
presente
- envuelvo
- envuelves
- envuelve
- envolvemos
- envolvéis
- envuelven
imperfecto
- envolvía
- envolvías
- envolvía
- envolvíamos
- envolvíais
- envolvían
indefinido
- envolví
- envolviste
- envolvió
- envolvimos
- envolvisteis
- envolvieron
fut. de ind.
- envolveré
- envolverás
- envolverá
- envolveremos
- envolveréis
- envolverán
condic.
- envolvería
- envolverías
- envolvería
- envolveríamos
- envolveríais
- envolverían
pres. de subj.
- que envuelva
- que envuelvas
- que envuelva
- que envolvamos
- que envolváis
- que envuelvan
imp. de subj.
- que envolviera
- que envolvieras
- que envolviera
- que envolviéramos
- que envolvierais
- que envolvieran
miscelánea
- ¡envuelve!
- ¡envolved!
- ¡no envuelvas!
- ¡no envolváis!
- envuelto
- envolviendo
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor envolver:
Synoniemen voor "envolver":
Wiktionary: envolver
envolver
Cross Translation:
verb
-
betrekken bij
-
in een verpakking doen
-
zich iets op min of meer onrechtmatige wijze meester maken van iets
-
iets omgeven
-
aan alle kanten omsluiten
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• envolver | → omvatten; omhullen | ↔ envelop — to surround or enclose |
• envolver | → oprollen | ↔ roll — to bind or involve by winding |
• envolver | → omgeven; omringen; omcirkelen; omsingelen; insluiten | ↔ surround — to encircle something or simultaneously extend in all directions |
• envolver | → inpakken | ↔ wrap — enclose in fabric, paper, etc |
• envolver | → omslag | ↔ wrap — garment |
• envolver | → baken; inbakeren; inzwachtelen; omwikkelen | ↔ emmailloter — mettre un petit enfant dans un maillot. |
• envolver | → oprollen; strengelen; wikkelen; winden | ↔ enrouler — rouler plusieurs fois une chose autour d’une autre, ou sur elle-même. |