Spaans

Uitgebreide vertaling voor enredo (Spaans) in het Nederlands

enredo:

enredo [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el enredo (intriga; embrollo; lío)
    de plot; de verwikkeling; de intrige
    • plot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • verwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • intrige [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. el enredo (intriga; complot; intrigas; maquinaciones)
    de intrige; het gekonkel; de konkelarij
  3. el enredo (dédalo; laberinto; desorientación; caos; desorden)
    het labyrint; de doolhof; de warboel; het warnet
    • labyrint [het ~] zelfstandig naamwoord
    • doolhof [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warboel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • warnet [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. el enredo (dimes y diretes; peso; rollo; )
    het geharrewar
  5. el enredo (desarreglo; desorden; neglicencia; )
    de wanordelijkheid; de slordigheid
  6. el enredo (implicación)
    de verstrikking
  7. el enredo (desorden; perturbación; desarreglo; )
    de wanorde; de wanordelijkheid; het zooitje
  8. el enredo (maraña; caos; confusión; )
    de wirwar
    • wirwar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  9. el enredo (desorden; laberinto; pandemónium; )
    de wanorde; de chaos; de puinhoop; de heksenketel; de wanordelijkheid; het zootje; regelloosheid; de keet

Vertaal Matrix voor enredo:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chaos desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto
doolhof caos; desorden; desorientación; dédalo; enredo; laberinto
geharrewar agitación; alboroto; carga; cargamento; complicaciones; conmoción; contienda; dificultad; dificultades; dimes y diretes; dimes y dirés; discusión; disgustos; disturbios; enredo; estorbo; follón; imputación; jaleo; lamentos; lío; líos; machaconería; matraca; molestia; peleas; pelotera; peso; problemas; quejas; riña; riñas; rollo; tiquismiquis; trajín; trifulca; tropiezo; tumulto
gekonkel complot; enredo; intriga; intrigas; maquinaciones
heksenketel desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto alboroto
intrige complot; embrollo; enredo; intriga; intrigas; lío; maquinaciones
keet desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto alborozo; alegría; animación; barraca; broma; bromas; buen humor; cabaña; cabina; cachondeo; casucha; chabola; choza; diversión; euforia; genio festivo; gozo; gracia; gusto; hilaridad; jovialidad; júbilo; locura; optimismo; placer; vivacidad
konkelarij complot; enredo; intriga; intrigas; maquinaciones
labyrint caos; desorden; desorientación; dédalo; enredo; laberinto
plot embrollo; enredo; intriga; lío
puinhoop desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto banda; batiburrillo; caos; desorden; estropicio; grupo; porquería; ruina
regelloosheid desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto
slordigheid abandono; desarreglo; descuido; desidia; desorden; enredo; incuria; neglicencia; trastorno
verstrikking enredo; implicación
verwikkeling embrollo; enredo; intriga; lío
wanorde confusión; desarreglo; desbarajuste; desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; trastorno; tumulto
wanordelijkheid abandono; confusión; desarreglo; desbarajuste; descuido; desidia; desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; incuria; laberinto; madeja; maraña; neglicencia; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; trastorno; tumulto
warboel caos; desorden; desorientación; dédalo; enredo; laberinto caos; desorden
warnet caos; desorden; desorientación; dédalo; enredo; laberinto
wirwar caos; confusión; desorden; destrozos; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; mezcolanza; ovillo; popurrí; potpurrí
zooitje confusión; desarreglo; desbarajuste; desorden; enredo; perturbación; trastorno
zootje desorden; destrozos; disturbios; dédalo; enredo; escombrera; escombros; estragos; laberinto; madeja; maraña; ovillo; pandemónium; perturbación; rollo; ruina; ruinas; tumulto banda; batiburrillo; caos; desorden; estropicio; grupo; porquería; ruina

Synoniemen voor "enredo":


enredar:

enredar werkwoord

  1. enredar (avivar; instigar; quemar; )
    stoken; opstoken; poken; aanblazen; aanstoken; oppoken; aanwakkeren
    • stoken werkwoord (stook, stookt, stookte, stookten, gestookt)
    • opstoken werkwoord (stook op, stookt op, stookte op, stookten op, opgestookt)
    • poken werkwoord
    • aanblazen werkwoord (blaas aan, blaast aan, blies aan, bliezen aan, aangeblazen)
    • aanstoken werkwoord (stook aan, stookt aan, stookte aan, stookten aan, aangestookt)
    • oppoken werkwoord (pook op, pookt op, pookte op, pookten op, opgepookt)
    • aanwakkeren werkwoord (wakker aan, wakkert aan, wakkerde aan, wakkerden aan, aangewakkerd)
  2. enredar (acotar; cerrar; definir; )
    begrenzen; afbakenen; afzetten; omlijnen; afpalen
    • begrenzen werkwoord (begrens, begrenst, begrenste, begrensten, begrenst)
    • afbakenen werkwoord (baken af, bakent af, bakende af, bakenden af, afgebakend)
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
    • omlijnen werkwoord (omlijn, omlijnt, omlijnde, omlijnden, omlijnd)
    • afpalen werkwoord (paal af, paalt af, paalde af, paalden af, afgepaald)
  3. enredar (complicarse; involucrar; envolver; atrapar)
    compliceren; moeilijk maken; ingewikkeld maken
    • compliceren werkwoord (compliceer, compliceert, compliceerde, compliceerden, gecompliceerd)
    • moeilijk maken werkwoord (maak moeilijk, maakt moeilijk, maakte moeilijk, maakten moeilijk, moeilijk gemaakt)
    • ingewikkeld maken werkwoord (maak ingewikkeld, maakt ingewikkeld, maakte ingewikkeld, maakten ingewikkeld, ingewikkeld gemaakt)
  4. enredar (intrigar; contribuir; aportar; hacer entrar)
    konkelen; intrigeren; kuipen
    • konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
    • intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
    • kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)
  5. enredar (timar; estafar; colocar; )
    neppen
    • neppen werkwoord (nep, nept, nepte, nepten, genept)
  6. enredar (obsesionar; fascinar; tomar; )
    obsederen
    • obsederen werkwoord (obsedeer, obsedeert, obsedeerde, obsedeerden, geobsedeerd)
  7. enredar (amañar; embrollar; embarullar)
    sjoemelen
    • sjoemelen werkwoord (sjoemel, sjoemelt, sjoemelde, sjoemelden, gesjoemeld)
  8. enredar (involucrar; complicar)
    verwikkelen
    • verwikkelen werkwoord (verwikkel, verwikkelt, verwikkelde, verwikkelden, verwikkeld)

Conjugations for enredar:

presente
  1. enredo
  2. enredas
  3. enreda
  4. enredamos
  5. enredáis
  6. enredan
imperfecto
  1. enredaba
  2. enredabas
  3. enredaba
  4. enredábamos
  5. enredabais
  6. enredaban
indefinido
  1. enredé
  2. enredaste
  3. enredó
  4. enredamos
  5. enredasteis
  6. enredaron
fut. de ind.
  1. enredaré
  2. enredarás
  3. enredará
  4. enredaremos
  5. enredaréis
  6. enredarán
condic.
  1. enredaría
  2. enredarías
  3. enredaría
  4. enredaríamos
  5. enredaríais
  6. enredarían
pres. de subj.
  1. que enrede
  2. que enredes
  3. que enrede
  4. que enredemos
  5. que enredéis
  6. que enreden
imp. de subj.
  1. que enredara
  2. que enredaras
  3. que enredara
  4. que enredáramos
  5. que enredarais
  6. que enredaran
miscelánea
  1. ¡enreda!
  2. ¡enredad!
  3. ¡no enredes!
  4. ¡no enredéis!
  5. enredado
  6. enredando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor enredar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanstoken incitación; instigación
afbakenen delimitar; demarcar; trazarado
afpalen delimitar; demarcar; trazarado
afzetten amputar; extirpar; quitar
kuipen barriles
opstoken incitación; instigación
poken atizadores
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanblazen acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; atizar; encandilar
aanstoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
aanwakkeren acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encandilar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; provocar; sembrar discordia
afbakenen abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo
afpalen abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo
afzetten abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo acotar; alzar; amanecer; amañar; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; bordear; cercar; dar el pego; dar salida; defraudar; dejar; dejar bajar; dejar salir; depositar; derrocar; desconectar; desenchufar; destituir; destronar; embaucar; emporcarse; engañar; estafar; frangollar; hacer bajar; hacer mal; joder; llevar hasta; mentir; parar; quedar defraudado; sacar; timar; tomar el pelo
begrenzen abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo limitar
compliceren atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar
ingewikkeld maken atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar
intrigeren aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar fascinar; intrigar
konkelen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
kuipen aportar; contribuir; enredar; hacer entrar; intrigar
moeilijk maken atrapar; complicarse; enredar; envolver; involucrar complicar; complicarse
neppen acotar; alzar; amanecer; amañar; apagar; apear; atrabancar; camelar; cercar; chafallar; chapucear; clarear; colocar; dar un sablazo; defraudar; destronar; embarullar; emporcarse; enredar; estafar; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; mancharse; mentir; pegarle a una persona; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo
obsederen coger; despertar curiosidad; enredar; fascinar; intrigar; obsesionar; tomar
omlijnen abrir; acorralar; acotar; agrandarse; alzar; amanecer; amañar; amover; amputar; apagar; apear; apoyarse en; atrabancar; camelar; cercar; cerrar; chafallar; chapucear; clarear; clarecer; colocar; dar salida; dar un sablazo; definir; delimitar; demarcar; depositar; derrocar; desahuciar; desalojar; desconectar; deslindar; destituir; destronar; elaborar; embarullar; embaucar; emporcarse; enredar; ensuciarse; estafar; formular; frangollar; hacer mal; hacer una mala jugada; levantar; mancharse; mentir; pegarle a una persona; perfilar; proyectar; robar con engaño; sablear; socaliñar; timar; tomar el pelo
oppoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar agitar; atizar; estimular; incitar; instigar; provocar
opstoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar agitar; animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
poken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar animar; apresurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
sjoemelen amañar; embarullar; embrollar; enredar
stoken acuciar; amotinar; apresurar; atizar; avivar; azuzar; enredar; incitar; instigar; quemar destilar
verwikkelen complicar; enredar; involucrar
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
verwikkelen envolver

Synoniemen voor "enredar":


Wiktionary: enredar

enredar
verb
  1. op listige wijze weten te regelen

Cross Translation:
FromToVia
enredar verknopen; verwarren entangle — twist or interweave
enredar betrekken; verstrikken; verwarren; verwikkelen empêtrerengager dans des entraves, dans ce qui gêner. — note Il se dit proprement parler des pieds, des jambes.
enredar betrekken; verstrikken; verwarren; verwikkelen entortillerenvelopper un objet dans quelque chose que l’on tortiller ou tortiller quelque chose autour d’un objet.

enredarse:

enredarse werkwoord

  1. enredarse
    strengelen; ineenvlechten; vlechten
    • strengelen werkwoord (strengel, strengelt, strengelde, strengelden, getrengeld)
    • ineenvlechten werkwoord (vlecht ineen, vlocht ineen, vlochten ineen, ineengevlochten)
    • vlechten werkwoord (vlecht, vlocht, vlochten, gevlochten)

Conjugations for enredarse:

presente
  1. me enredo
  2. te enredas
  3. se enreda
  4. nos enredamos
  5. os enredáis
  6. se enredan
imperfecto
  1. me enredaba
  2. te enredabas
  3. se enredaba
  4. nos enredábamos
  5. os enredabais
  6. se enredaban
indefinido
  1. me enredé
  2. te enredaste
  3. se enredó
  4. nos enredamos
  5. os enredasteis
  6. se enredaron
fut. de ind.
  1. me enredaré
  2. te enredarás
  3. se enredará
  4. nos enredaremos
  5. os enredaréis
  6. se enredarán
condic.
  1. me enredaría
  2. te enredarías
  3. se enredaría
  4. nos enredaríamos
  5. os enredaríais
  6. se enredarían
pres. de subj.
  1. que me enrede
  2. que te enredes
  3. que se enrede
  4. que nos enredemos
  5. que os enredéis
  6. que se enreden
imp. de subj.
  1. que me enredara
  2. que te enredaras
  3. que se enredara
  4. que nos enredáramos
  5. que os enredarais
  6. que se enredaran
miscelánea
  1. ¡enredate!
  2. ¡enredaos!
  3. ¡no te enredes!
  4. ¡no os enredéis!
  5. enredado
  6. enredándose
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor enredarse:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vlechten trenzas
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ineenvlechten enredarse enlazar; entrelazar
strengelen enredarse
vlechten enredarse entrelazar; trenzar

Synoniemen voor "enredarse":


Wiktionary: enredarse


Cross Translation:
FromToVia
enredarse in de knoop raken verknoten — (reflexiv) sich (zumeist ungewollt) verwirren, verwickeln