Spaans

Uitgebreide vertaling voor engendro (Spaans) in het Nederlands

engendro:

engendro [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el engendro (tipo feo; chucho; desgraciado; )
    de lelijkerd

Vertaal Matrix voor engendro:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lelijkerd adefesio; antipático; birria; bribón; canalla; chinche; chucho; desgraciado; engendro; esperpento; monstruo; tipo feo; tunante; vicioso

Verwante woorden van "engendro":

  • engendros

Synoniemen voor "engendro":


Wiktionary: engendro


Cross Translation:
FromToVia
engendro misbaksel; miskraam abortion — something ugly

engendrar:

engendrar werkwoord

  1. engendrar (provocar; originar)
    verwekken
    • verwekken werkwoord (verwek, verwekt, verwekte, verwekten, verwekt)
  2. engendrar (cultivar; generar; criar; )
    kweken; fokken; voortbrengen; genereren; verbouwen; procreëren; planten; telen; aankweken; aanplanten; opkweken
    • kweken werkwoord (kweek, kweekt, kweekte, kweekten, gekweekt)
    • fokken werkwoord (fok, fokt, fokte, fokten, gefokt)
    • voortbrengen werkwoord (breng voort, brengt voort, bracht voort, brachten voort, voortgebracht)
    • genereren werkwoord (genereer, genereert, genereerde, genereerden, gegenereerd)
    • verbouwen werkwoord (verbouw, verbouwt, verbouwde, verbouwden, verbouwd)
    • procreëren werkwoord
    • planten werkwoord (plant, plantte, plantten, geplant)
    • telen werkwoord (teel, teelt, teelde, teelden, geteeld)
    • aankweken werkwoord (kweek aan, kweekt aan, kweekte aan, kweekten aan, aangekweekt)
    • aanplanten werkwoord (plant aan, plantte aan, plantten aan, aangeplant)
    • opkweken werkwoord (kweek op, kweekt op, kweekte op, kweekten op, opgekweekt)
  3. engendrar (instigar; excitar; estimular; )
    aanzetten tot; provoceren; instigeren
    • aanzetten tot werkwoord
    • provoceren werkwoord (provoceer, provoceert, provoceerde, provoceerden, geprovoceerd)
    • instigeren werkwoord (instigeer, instigeert, instigeerde, instigeerden, geïnstigeerd)
  4. engendrar (incitar a; estimular; soportar; )
    aansporen; aanjagen; opjutten; porren
    • aansporen werkwoord (spoor aan, spoort aan, spoorde aan, spoorden aan, aangespoord)
    • aanjagen werkwoord (jaag aan, jaagt aan, joeg aan, joegen aan, aangejaagd)
    • opjutten werkwoord (jut op, jutte op, jutten op, opgejut)
    • porren werkwoord (por, port, porde, porden, gepord)
  5. engendrar (motivar; encender; incitar; )
    stimuleren; aanmoedigen; prikkelen; iemand motiveren
    • stimuleren werkwoord (stimuleer, stimuleert, stimuleerde, stimuleerden, gestimuleerd)
    • aanmoedigen werkwoord (moedig aan, moedigt aan, moedigde aan, moedigden aan, aangemoedigd)
    • prikkelen werkwoord (prikkel, prikkelt, prikkelde, prikkelden, geprikkeld)
    • iemand motiveren werkwoord
  6. engendrar (motivar; alentar; levantar; )
    motiveren
    • motiveren werkwoord (motiveer, motiveert, motiveerde, motiveerden, gemotiveerd)
  7. engendrar (empollar; concebir; cultivar; )
    uitbroeden; broeden; warmhouden
    • uitbroeden werkwoord (broed uit, broedt uit, broedde uit, broedden uit, uitgebroed)
    • broeden werkwoord (broed, broedt, broedde, broedden, gebroed)
    • warmhouden werkwoord

Conjugations for engendrar:

presente
  1. engendro
  2. engendras
  3. engendra
  4. engendramos
  5. engendráis
  6. engendran
imperfecto
  1. engendraba
  2. engendrabas
  3. engendraba
  4. engendrábamos
  5. engendrabais
  6. engendraban
indefinido
  1. engendré
  2. engendraste
  3. engendró
  4. engendramos
  5. engendrasteis
  6. engendraron
fut. de ind.
  1. engendraré
  2. engendrarás
  3. engendrará
  4. engendraremos
  5. engendraréis
  6. engendrarán
condic.
  1. engendraría
  2. engendrarías
  3. engendraría
  4. engendraríamos
  5. engendraríais
  6. engendrarían
pres. de subj.
  1. que engendre
  2. que engendres
  3. que engendre
  4. que engendremos
  5. que engendréis
  6. que engendren
imp. de subj.
  1. que engendrara
  2. que engendraras
  3. que engendrara
  4. que engendráramos
  5. que engendrarais
  6. que engendraran
miscelánea
  1. ¡engendra!
  2. ¡engendrad!
  3. ¡no engendres!
  4. ¡no engendréis!
  5. engendrado
  6. engendrando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

engendrar [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el engendrar (provocar)
    uitlokken; provoceren

Vertaal Matrix voor engendrar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen impulsar; propulsar
aankweken cría; cultivo; plantación; producción
aanmoedigen a instancias de; animar; animar a; estimular; impulsar; incitar a
aanplanten cultivo; plantación
aansporen a instancias de; activación; aliento; animación; animar; animar a; envalentonamiento; estimulación; estimular; estímulo; impulsar; incitación; incitar a
broeden empollada
fokken cultivo
instigeren estimular; instigar
kweken cría; cultivo; producción
planten cultivo; plantación; vegetación
porren empujar
provoceren engendrar; provocar
stimuleren a instancias de; animar; animar a; estimular; fomentar; impulsar; incitar a; promoción; stimular
telen cultivo; ganadería
uitlokken engendrar; provocar
verbouwen cultivo
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanjagen aguijonear; animar; apoyar; apresurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; estimular; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar
aankweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
aanmoedigen animar; apoyar; encender; engendrar; entornar; estimular; incentivar; incitar; motivar aclamar; alentar; animar; aplaudir; avivar; dar viveza a; entusiasmar; envalentonar; estimular; excitar; facilitar; incitar; instigar; provocar
aanplanten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
aansporen aguijonear; animar; apoyar; apresurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; estimular; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar alentar; animar; apuntalar; arrancar; avivar; espolear; estimular; excitar; impulsar; incentivar; incitar; instigar; motivar
aanzetten tot animar; avivar; caldear; desafiar; encender; engendrar; espolear; estimular; excitar; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; provocar; resucitar; suscitar
broeden concebir; cultivar; empollar; engendrar; incubar; originar; tramar
fokken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
genereren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
iemand motiveren animar; apoyar; encender; engendrar; entornar; estimular; incentivar; incitar; motivar
instigeren animar; avivar; caldear; desafiar; encender; engendrar; espolear; estimular; excitar; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; provocar; resucitar; suscitar
kweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar parir
motiveren acentuar; afilar; aguijonear; alentar; animar; apoyar; apresurar; apuntalar; arreciar; atosigar; avivar; calzar; empujar; encender; engendrar; engordar; entornar; escarbar; espolear; estimular; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; levantar; motivar; poner en marcha; promocionar; provocar; resucitar; secundar; sostener; sujetar; suscitar; vaciar
opjutten aguijonear; animar; apoyar; apresurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; estimular; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar agobiar; animar; apresurar; apurar; atizar; avivar; encender; estimular; excitar; impulsar a; incitar; incitar a; instigar; poner en pie; sembrar discordia
opkweken criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
planten criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar implantar; injertar; plantar
porren aguijonear; animar; apoyar; apresurar; avivar; calzar; empujar; engendrar; estimular; hacer subir; hurgar; impulsar a; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; pegarse; promocionar; provocar; soportar; sostener; sujetar; suscitar chocar; empujar; hurgar; toparse
prikkelen animar; apoyar; encender; engendrar; entornar; estimular; incentivar; incitar; motivar alentar; animar; apuntalar; arrancar; estimular; excitar; impulsar; incentivar; incitar; motivar
procreëren criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
provoceren animar; avivar; caldear; desafiar; encender; engendrar; espolear; estimular; excitar; incentivar; incitar; incitar a; instigar; motivar; provocar; resucitar; suscitar afrontar; animar; atormentar; causar; chancear; dar motivo para; desafiar; encrespar; escarabajear; estimular; hostigar; importunar; incitar; instigar; jorobar; picar; pinchar; provocar; soliviantar; suscitar
stimuleren animar; apoyar; encender; engendrar; entornar; estimular; incentivar; incitar; motivar aclamar; alentar; animar; aplaudir; apuntalar; arrancar; avivar; dar viveza a; entusiasmar; envalentonar; espolear; estimular; excitar; impulsar; incentivar; incitar; instigar; motivar; provocar
telen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar
uitbroeden concebir; cultivar; empollar; engendrar; incubar; originar; tramar
uitlokken afrontar; animar; atormentar; causar; chancear; dar motivo para; desafiar; encrespar; escarabajear; estimular; hostigar; importunar; incitar; instigar; jorobar; picar; pinchar; provocar; soliviantar; suscitar
verbouwen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar modificar; reconstruir; reformar; remodelar; renovar; transformar
verwekken engendrar; originar; provocar
voortbrengen criar; cultivar; engendrar; fomentar; generar; originar; plantar dar a luz; elaborar; fabricar; hacer; parir; producir
warmhouden concebir; cultivar; empollar; engendrar; incubar; originar; tramar

Synoniemen voor "engendrar":


Wiktionary: engendrar

engendrar
verb
  1. op de wereld brengen

Cross Translation:
FromToVia
engendrar veroorzaken beget — to cause, to produce
engendrar voortbrengen engender — to bring into existence, cause
engendrar veroorzaken give rise to — to be the origin of; to produce
engendrar verwekken engendrerproduire son semblable par voie de génération, en parlant de l’homme et des animal. — note Le dictionnaire de l’Académie de 1932 indique que cela ne s’appliquer guère qu’aux mâles.

Computer vertaling door derden: