Home ->Woordenboeken ->Spaans/Nederlands ->Vertaal energía

Vertaal energía van Spaans naar Nederlands

Overzicht
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. energía:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor energía (Spaans) in het Nederlands

energía:

energía [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la energía (alma; espíritu; fuerza; )
    momentum; de esprit; de energie; de daadkracht; de werklust; de kracht; de puf; de aandrift; de fut
    • momentum [znw.] zelfstandig naamwoord
    • esprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • daadkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fut [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. la energía (corriente eléctrico)
    electrische stroom; de stroom; de energie
  3. la energía (pasión; fuego; ardor; impulso; garbo)
    de passie; de hartstocht; de drift; het vuur
    • passie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • hartstocht [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • drift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • vuur [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. la energía (dinamismo; vitalidad; fortaleza)
    de sterkte; de dynamiek; de kracht; de energie; fiksheid; de felheid
    • sterkte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dynamiek [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • fiksheid [znw.] zelfstandig naamwoord
    • felheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la energía (empuje; fuerza)
    de doortastendheid
  6. la energía (poder; vigor; fuerza; )
    het vermogen; de kracht; de macht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  7. la energía (influencia; ascendiente; dominio; autoridad; acción)
    de invloed; de macht
    • invloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • macht [de ~] zelfstandig naamwoord
  8. la energía (capacidad; poder; fuerza; potencia)
    het vermogen; de capaciteit; de kracht
    • vermogen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • capaciteit [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
  9. la energía (vigor; validez; vigencia; )
    de krachtdadigheid
  10. la energía (empuje; propulsión; fuerza; pujanza)
    de stuwkracht; de voortstuwing; de dynamiek
  11. la energía (ganas de trabajar; fuerza; actividad; entusiasmo)
    de voortvarendheid
  12. la energía
    daadkrachtigheid

Vertaal Matrix voor energía:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrift alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés aficiones; afán; amor; ansia; apasionamiento; ardor; deriva; deseo; fervor; impulso; instinto; intuición; necesidad; pasión
capaciteit capacidad; energía; fuerza; poder; potencia aptitud; capacidad; carga máxima; competencia; don; dádiva; genialidad; genio; persona con talento; potencia; talento; tamaño; volumen
daadkracht alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés
daadkrachtigheid energía
doortastendheid empuje; energía; fuerza
drift ardor; energía; fuego; garbo; impulso; pasión aficiones; afán; amor; ansia; apasionamiento; ardor; arrebato; camino acondicionado para guiar al ganado; deriva; deseo; fervor; fuego; ganas; gusto; impulso; instinto; instinto sexual; necesidad; pasión; sensualidad
dynamiek dinamismo; empuje; energía; fortaleza; fuerza; propulsión; pujanza; vitalidad
electrische stroom corriente eléctrico; energía
energie alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; corriente eléctrico; dinamismo; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fortaleza; fuerza; ganas de trabajar; interés; vitalidad fuerza de voluntad; fuerza mental; mentalidad
esprit alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés
felheid dinamismo; energía; fortaleza; vitalidad acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; fervor; fuego; fuerza; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu
fiksheid dinamismo; energía; fortaleza; vitalidad
fut alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés
hartstocht ardor; energía; fuego; garbo; impulso; pasión pasión
invloed acción; ascendiente; autoridad; dominio; energía; influencia
kracht alma; animosidad; ardor; autoridad; capacidad; capacidad laboral; dinamismo; dominio; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fortaleza; fuerza; ganas de trabajar; interés; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad acritud; ardor; arrebato; aspereza; brusquedad; brío; causticidad; fervor; fortaleza; fuego; fuerza; impetuosidad; intensidad; profundidad; vehemencia; violencia; ímpetu
krachtdadigheid capacidad de trabajo; capacidad laboral; eficacia; energía; entusiasmo; fortaleza; fuerza; ganas de trabajar; valentía; validez; vigencia; vigor; vitalidad
macht acción; ascendiente; autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; influencia; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad autoridad; dominio; poder; potencia; potencial; señorío; supremacía
momentum alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés
passie ardor; energía; fuego; garbo; impulso; pasión pasión
puf alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés
sterkte dinamismo; energía; fortaleza; vitalidad aeréa fortificada; castillo; ciudadela; fortaleza; fortificación; fuerza
stroom corriente eléctrico; energía arroyo; electricidad; fluido; flujo; miembro de dimensión de flujo; riachuezo; riada; río
stuwkracht empuje; energía; fuerza; propulsión; pujanza facultad; fortaleza; fuerza; fuerza motriz; fuerza propulsora; locomoción; propulsión; tracción; vigor
vermogen autoridad; capacidad; dinamismo; dominio; energía; fortaleza; fuerza; poder; potencia; potencial; potestad; vigencia; vigor; vitalidad capital; caudal; fortuna; haberes; hacienda; riqueza
voortstuwing empuje; energía; fuerza; propulsión; pujanza facultad; fortaleza; fuerza; fuerza motriz; fuerza propulsora; locomoción; propulsión; tracción; vigor
voortvarendheid actividad; energía; entusiasmo; fuerza; ganas de trabajar
vuur ardor; energía; fuego; garbo; impulso; pasión ardor; brío; entusiasmo; fuego; fuego de leña; garbo; incendio; pasión; ímpetu
werklust alma; animosidad; ardor; capacidad laboral; empuje; energía; entusiasmo; espíritu; fervor; fuerza; ganas de trabajar; interés actividad; afanoso; ardor; asiduidad; entusiasmo; intensidad; obra; ímpetu
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vermogen saber; ser capaz
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht potencia

Verwante woorden van "energía":

  • energías

Synoniemen voor "energía":


Wiktionary: energía

energía
noun
  1. het vermogen iets te doen
  2. de benodigde energie en zin ergens voor
  3. levenskracht
  4. herstellingsvermogen van iemands gestel of gemoed
Cross Translation:
FromToVia
• energía → energie ↔ energy — impetus behind activity
• energía → energie ↔ Energie — Physik, Technik: physikalische Größe: Maß für die Fähigkeit eines Objektes, Arbeit zu verrichten
• energía → energie ↔ énergie — force en action.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van energía







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0589 seconde
Page rendered in 1.0 seconds