Endurecimiento in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

endurecimiento:
- consolidatie; versterking; versteviging; verharding; verstijving; harden; bestand maken tegen; gehardheid; gestaaldheid

Spaans

Uitgebreide vertaling voor endurecimiento (Spaans) in het Nederlands

el endurecimiento (consolidación; refuerzo; solidificación; fortificación; confirmación; solidez)
de consolidatie; de versterking; de versteviging; de verharding
- consolidatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- versterking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- versteviging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verharding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el endurecimiento (entumecimiento)
de verstijving
- verstijving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
el endurecimiento (endurecer)
harden; bestand maken tegen
- harden [znw.] zelfstandig naamwoord
- bestand maken tegen [znw.] zelfstandig naamwoord
el endurecimiento (fuerza; vigor; resistencia; dureza; robustez)
gehardheid; gestaaldheid
- gehardheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- gestaaldheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bestand maken tegen	endurecer; endurecimiento
consolidatie	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación	consolidación
gehardheid	dureza; endurecimiento; fuerza; resistencia; robustez; vigor
gestaaldheid	dureza; endurecimiento; fuerza; resistencia; robustez; vigor
harden	endurecer; endurecimiento
verharding	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación
versterking	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación	aumento; crecida; crecimiento; enriquecimiento; expansión; fortificación; incremento; subida
versteviging	confirmación; consolidación; endurecimiento; fortificación; refuerzo; solidez; solidificación
verstijving	endurecimiento; entumecimiento
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
harden		adiestrar; aguantar; ejercitar; endurecer; fortalecer; radicalizar; secarse; soportar