Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
encerrar:
- omgeven; omringen; omvatten; toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten; opsluiten; vastzetten; gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen; omsingelen; omsluiten; afschermen; afdekken; beschermen; afschutten; beschutten; beperken; beknotten; inkapselen; limiteren; inperken; indammen; dicht maken; ineengrijpen; in elkaar grijpen; wegbergen; wegsluiten; opbergen; ineensluiten
-
Wiktionary:
- encerrar → insluiten, omsingelen, opsluiten, vastzetten
Spaans
Uitgebreide vertaling voor encerrar (Spaans) in het Nederlands
encerrar:
-
encerrar (rodear; circundar; envolver)
-
encerrar (abarcar; incluir; contener; cubrir; comprender; envolver; comprimir; encapsular; dominar; acorralar; englobar; ceñir; contornear)
-
encerrar (abarcar; incluir; acompañar; adjuntar; agregar; envolver; dominar; añadir; cubrir; encapsular; contener; abrazar; limitar; aislar; restringir; acorralar; englobar; copar; comprimir; contornear)
-
encerrar (encarcelar; asegurar)
-
encerrar (aprisionar; arrestar; cautivar; apresar; encarcelar; coger preso)
gevangennemen; aanhouden; vatten; arresteren; in hechtenis nemen; oppakken; inrekenen-
gevangennemen werkwoord
-
in hechtenis nemen werkwoord (neem in hechtenis, neemt in hechtenis, nam in hechtenis, namen in hechtenis, in hechtenis genomen)
-
-
encerrar (rodear; incluir; ceñir; cercar; acorralar)
-
encerrar (encubrir; proteger; cubrir; tapar; cercar; guardar; abrigar; camuflar)
-
encerrar (cercenar; limitar; vallar; reducir; recortar; cerrar; colocar; depositar; estafar; derrocar; acotar; acorralar; destituir; cercar; apear; destronar; deslindar)
-
encerrar (limitar; restringir; incluir; contener; envolver; acorralar; encapsular; aislar; englobar; encauzar; comprimir; neutralizar)
-
encerrar (dejar bien cerrado; cerrar; cerrar herméticamente)
dicht maken-
dicht maken werkwoord
-
-
encerrar (entretejer; vincular; entrelazar)
-
encerrar (guardar)
-
encerrar
Conjugations for encerrar:
presente
- encierro
- encierras
- encierra
- encerramos
- encerráis
- encierran
imperfecto
- encerraba
- encerrabas
- encerraba
- encerrábamos
- encerrabais
- encerraban
indefinido
- encerré
- encerraste
- encerró
- encerramos
- encerrasteis
- encerraron
fut. de ind.
- encerraré
- encerrarás
- encerrará
- encerraremos
- encerraréis
- encerrarán
condic.
- encerraría
- encerrarías
- encerraría
- encerraríamos
- encerraríais
- encerrarían
pres. de subj.
- que encierre
- que encierres
- que encierre
- que encerremos
- que encerréis
- que encierren
imp. de subj.
- que encerrara
- que encerraras
- que encerrara
- que encerráramos
- que encerrarais
- que encerraran
miscelánea
- ¡encierra!
- ¡encerrad!
- ¡no encierres!
- ¡no encerréis!
- encerrado
- encerrando
1. yo, 2. tĆŗ, 3. Ć©l/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor encerrar:
Synoniemen voor "encerrar":
Wiktionary: encerrar
encerrar
verb
-
opsluiten in iets
-
aan alle kanten omsluiten
-
(overgankelijk) iemand achter slot gevangen zetten
-
iets zodanig zetten...
-
iemand opsluiten