Emprender in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

emprender:
- starten; beginnen; aanvangen; van start gaan; ondernemen; aangaan; aanpakken; onderhanden nemen; tekkelen; onderuithalen
Wiktionary:
- emprender → aanvaarden, ondernemen
- emprender → aanpakken, ondernemen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor emprender (Spaans) in het Nederlands

emprender:

emprender werkwoord

emprender (empezar; comenzar; iniciar; entrar en; arrancar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento; despegar; activarse)
starten; beginnen; aanvangen; van start gaan
- starten werkwoord (start, startte, startten, gestart)
- beginnen werkwoord (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
- aanvangen werkwoord (vang aan, vangt aan, ving aan, vingen aan, aangevangen)
- van start gaan werkwoord
emprender (empezar; comenzar; iniciar)
ondernemen; aangaan
- ondernemen werkwoord (onderneem, onderneemt, ondernam, ondernamen, ondernomen)
- aangaan werkwoord (ga aan, gaat aan, ging aan, gingen aan, aangegaan)
emprender (abordar)
aanpakken; onderhanden nemen
- aanpakken werkwoord (pak aan, pakt aan, pakte aan, pakten aan, aangepakt)
- onderhanden nemen werkwoord (neem onderhanden, neemt onderhanden, nam onderhanden, namen onderhanden, onderhanden genomen)
emprender (echar una zancadilla; abordar; tratar)
tekkelen; onderuithalen
- tekkelen werkwoord (tekkel, tekkelt, tekkelde, tekkelden, getekkeld)
- onderuithalen werkwoord (haal onderuit, haalt onderuit, haalde onderuit, haalden onderuit, onderuit gehaald)

Conjugations for emprender:

presente

emprendo
emprendes
emprende
emprendemos
emprendéis
emprenden

imperfecto

emprendía
emprendías
emprendía
emprendíamos
emprendíais
emprendían

indefinido

emprendí
emprendiste
emprendió
emprendimos
emprendisteis
emprendieron

fut. de ind.

emprenderé
emprenderás
emprenderá
emprenderemos
emprenderéis
emprenderán

condic.

emprendería
emprenderías
emprendería
emprenderíamos
emprenderíais
emprenderían

pres. de subj.

que emprenda
que emprendas
que emprenda
que emprendamos
que emprendáis
que emprendan

imp. de subj.

que emprendiera
que emprendieras
que emprendiera
que emprendiéramos
que emprendierais
que emprendieran

miscelánea

¡emprende!
¡emprended!
¡no emprendas!
¡no emprendáis!
emprendido
emprendiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor emprender:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangaan		interés
aanpakken		agarrar; coger
aanvangen		comienzar; principiar
beginnen		comienzar; principiar
onderuithalen		poner la zancadilla
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aangaan	comenzar; empezar; emprender; iniciar	afectar; atañer; concenir; concernir; enlazar; entablar; referirse a; tocar; tocar a
aanpakken	abordar; emprender	abordar; agarrar; captar; coger; enfocar; engastar; engañar; estafar; ser decidido; servirse; servirse a sí mismo; timar; tomar; trabar; tratar
aanvangen	activarse; arrancar; comenzar; despegar; empezar; emprender; entrar en; iniciar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento
beginnen	activarse; arrancar; comenzar; despegar; empezar; emprender; entrar en; iniciar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento	abrir; arrancar; calzar; colocar; comenzar; empezar; inaugurar; iniciar; instalar; marcharse; montar; poner en marcha
onderhanden nemen	abordar; emprender
ondernemen	comenzar; empezar; emprender; iniciar
onderuithalen	abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar	derribar; derribar de un golpe; doblar; tumbar; tumbar de un golpe
starten	activarse; arrancar; comenzar; despegar; empezar; emprender; entrar en; iniciar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento	abordar; abrir; acentuar; afilar; arrancar; aumentar; conectar; engordar; entornar; inaugurar; lanzar; poner en marcha; trabar conversación
tekkelen	abordar; echar una zancadilla; emprender; tratar
van start gaan	activarse; arrancar; comenzar; despegar; empezar; emprender; entrar en; iniciar; ponerse en marcha; ponerse en movimiento

Synoniemen voor "emprender":

empezar; comenzar; iniciar; principiar; entablar; abrir

Wiktionary: emprender

emprender

verb

accepteren
- aanvaarden → emprender
een bedrijf of actie in werking stellen
- ondernemen → emprender; acometer

Cross Translation:

From	To	Via
• emprender	→ aanpakken	↔ tackle — to face or deal with attempting to overcome or fight down
• emprender	→ ondernemen	↔ undertake — to start an enterprise
• emprender	→ ondernemen	↔ entreprendre — prendre la résolution de faire quelque chose, une action, un ouvrage, et commencer à le mettre à exécution.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van emprender

emprender la retirada