Dueño in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

dueño:
- heer; soeverein; heerser; machthebber; verhuurder; huurbaas; jonkheer; jonker; conciërge; portier; landjonker
Wiktionary:
- dueño → aanvoerder, eigenaar, meester
- dueño → uitbater, eigenaar, eigenares, bezitter, bezitster

Spaans

Uitgebreide vertaling voor dueño (Spaans) in het Nederlands

el dueño (caballero; señor; maestro; hombre; rey; soberano; profesor; docente)
de heer; de soeverein; de heerser; de machthebber
- heer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- soeverein [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- heerser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- machthebber [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el dueño
de verhuurder; huurbaas
- verhuurder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- huurbaas [znw.] zelfstandig naamwoord
el dueño (adolescente; caballero; hidalgo; rey; soberano)
de jonkheer; de jonker
- jonkheer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- jonker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el dueño (dueño de una casa; portero; conserje; propietario; guardador)
de conciërge; de portier
- conciërge [de ~] zelfstandig naamwoord
- portier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
el dueño (hidalgo; amo; caballero; rey; señor; soberano)
de landjonker
- landjonker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
conciërge	conserje; dueño; dueño de una casa; guardador; portero; propietario	administrador general; conserje; portero
heer	caballero; docente; dueño; hombre; maestro; profesor; rey; señor; soberano	Creador; Dios; Nuestro Señor; Todopoderoso
heerser	caballero; docente; dueño; hombre; maestro; profesor; rey; señor; soberano	majestad; monarca; rey; soberano
huurbaas	dueño	arrendador; conserje; dueño de la casa; dueño de la posada; dueño de una casa; hacendado; posadero; propietario; propietario de la casa; propietario de tierras; propietario de una casa
jonker	adolescente; caballero; dueño; hidalgo; rey; soberano
jonkheer	adolescente; caballero; dueño; hidalgo; rey; soberano
landjonker	amo; caballero; dueño; hidalgo; rey; señor; soberano
machthebber	caballero; docente; dueño; hombre; maestro; profesor; rey; señor; soberano
portier	conserje; dueño; dueño de una casa; guardador; portero; propietario	conserje; guarda; guardia; guardián; portero; vigilante
soeverein	caballero; docente; dueño; hombre; maestro; profesor; rey; señor; soberano	autócrata; majestad; monarca; rey; soberana; soberano
verhuurder	dueño
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
soeverein		autónomo; independiente; soberano

dueño

noun

een bevelhebber, een leider
- aanvoerder → líder; amo; capitán; caudillo; comandante; dueño; jefe; patrón
iemand wiens bezit iets is
- eigenaar → propietario; dueño
baas, heer, patroon
- meester → amo; dueño; jefe; patrón

Cross Translation:

From	To	Via
• dueño	→ uitbater	↔ Eigentümer — diejenige Person, die die rechtliche Herrschaft über eine Sache hat
• dueño	→ eigenaar; eigenares; bezitter; bezitster	↔ owner — one who owns
• dueño	→ eigenaar	↔ propriétaire — Celui, celle à qui une chose appartenir en propriété.