Spaans

Uitgebreide vertaling voor detallar (Spaans) in het Nederlands

detallar:

detallar werkwoord

  1. detallar (describir; definir; hacer un boceto; explicar; escribir en)
    beschrijven; omschrijven; schetsen; afschilderen
    • beschrijven werkwoord (beschrijf, beschrijft, beschreef, beschrijfden, beschreven)
    • omschrijven werkwoord (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
    • schetsen werkwoord (schets, schetst, schetste, schetsten, geschetst)
    • afschilderen werkwoord (schilder af, schildert af, schilderde af, schilderden af, afgeschilderd)
  2. detallar (explicar; exponer; ilustrar; )
    uitleggen; verduidelijken; uiteenzetten; ontvouwen
    • uitleggen werkwoord (leg uit, legt uit, legde uit, legden uit, uitgelegd)
    • verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • ontvouwen werkwoord (ontvouw, ontvouwt, ontvouwde, ontvouwden, ontvouwd)
  3. detallar (definir; especificar; describir)
    definiëren; bepalen; omschrijven
    • definiëren werkwoord (definieer, definieert, definieerde, definieerden, gedefinieerd)
    • bepalen werkwoord (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
    • omschrijven werkwoord (omschrijf, omschrijft, omschreef, omschreven, omschreven)
  4. detallar (especificar)
    detailleren
    • detailleren werkwoord (detailleer, detailleert, detailleerde, detailleerden, gedetailleerd)
  5. detallar (aclararse; explicar; desplegar; )
    verduidelijken; nader verklaren; toelichten; uiteenzetten; uitleggen
    • verduidelijken werkwoord (verduidelijk, verduidelijkt, verduidelijkte, verduidelijkten, verduidelijkt)
    • nader verklaren werkwoord (verklaar nader, verklaart nader, verklaarde nader, verklaarden nader, nader verklaard)
    • toelichten werkwoord (licht toe, lichtte toe, lichtten toe, toegelicht)
    • uiteenzetten werkwoord (zet uiteen, zette uiteen, zetten uiteen, uiteengezet)
    • uitleggen werkwoord (leg uit, legt uit, legde uit, legden uit, uitgelegd)
  6. detallar (precisar; definir; especificar)
    preciseren; nader omschrijven
  7. detallar (especificar; precisar)
    specificeren
    • specificeren werkwoord (specificeer, specificeert, specificeerde, specificeerden, gespecificeerd)

Conjugations for detallar:

presente
  1. detallo
  2. detallas
  3. detalla
  4. detallamos
  5. detalláis
  6. detallan
imperfecto
  1. detallaba
  2. detallabas
  3. detallaba
  4. detallábamos
  5. detallabais
  6. detallaban
indefinido
  1. detallé
  2. detallaste
  3. detalló
  4. detallamos
  5. detallasteis
  6. detallaron
fut. de ind.
  1. detallaré
  2. detallarás
  3. detallará
  4. detallaremos
  5. detallaréis
  6. detallarán
condic.
  1. detallaría
  2. detallarías
  3. detallaría
  4. detallaríamos
  5. detallaríais
  6. detallarían
pres. de subj.
  1. que detalle
  2. que detalles
  3. que detalle
  4. que detallemos
  5. que detalléis
  6. que detallen
imp. de subj.
  1. que detallara
  2. que detallaras
  3. que detallara
  4. que detalláramos
  5. que detallarais
  6. que detallaran
miscelánea
  1. ¡detalla!
  2. ¡detallad!
  3. ¡no detalles!
  4. ¡no detalléis!
  5. detallado
  6. detallando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor detallar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschilderen pintar; representar; retratar
bepalen declaración; determinación; imposición
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschilderen definir; describir; detallar; escribir en; explicar; hacer un boceto describir; pintar
bepalen definir; describir; detallar; especificar calcular; comprobar; constatar; definir; determinar; establecer; estimar; estipular; fijar; identificar; tasar; valorar
beschrijven definir; describir; detallar; escribir en; explicar; hacer un boceto contar; describir; exponer; expresar; hacerse eco de; interpretar; narrar; reflejar; reproducir
definiëren definir; describir; detallar; especificar
detailleren detallar; especificar
nader omschrijven definir; detallar; especificar; precisar
nader verklaren aclarar; aclararse; certificar; desdoblar; desplegar; detallar; explicar; explicarse mejor; interpretar
omschrijven definir; describir; detallar; escribir en; especificar; explicar; hacer un boceto
ontvouwen aclarar; declarar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro desplegar
preciseren definir; detallar; especificar; precisar especificar; precisar
schetsen definir; describir; detallar; escribir en; explicar; hacer un boceto
specificeren detallar; especificar; precisar especificar
toelichten aclarar; aclararse; certificar; desdoblar; desplegar; detallar; explicar; explicarse mejor; interpretar aclarar; esclarecer; explicar
uiteenzetten aclarar; aclararse; certificar; declarar; desdoblar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; explicarse mejor; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro apartar; contar; exponer; narrar
uitleggen aclarar; aclararse; certificar; declarar; desdoblar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; explicarse mejor; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro aclarar; explicar
verduidelijken aclarar; aclararse; certificar; declarar; desdoblar; desplegar; detallar; elucidar; explicar; explicarse mejor; exponer; ilustrar; interpretar; manifestar; poner en claro aclarar; esclarecer; explicar

Synoniemen voor "detallar":


Wiktionary: detallar


Cross Translation:
FromToVia
detallar aangeven angeben — Mitteilung machen: hinweisen, mitteilen, behaupten