Desplomarse in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Remove Ads

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

desplomarse:
- vallen; omlaagstorten; in elkaar storten; ten gronde gaan; ineenzakken; ineenzijgen; naar beneden donderen; zich langzaam laten vallen; neerzinken; vergaan; vervallen; verkommeren
Wiktionary:
- desplomarse → instorten, neerploffen, inzakken, neervallen, neerzijgen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desplomarse (Spaans) in het Nederlands

desplomarse:

desplomarse werkwoord

desplomarse (caerse; venirse abajo; derrumbarse; hundirse)
vallen; omlaagstorten
- vallen werkwoord (val, valt, viel, vielen, gevallen)
- omlaagstorten werkwoord (stort omlaag, stortte omlaag, stortten omlaag, omlaaggestort)
desplomarse (derrumbarse; decaer; deshacerse; caer en ruina)
in elkaar storten; ten gronde gaan
- in elkaar storten werkwoord
- ten gronde gaan werkwoord
desplomarse (desmayarse; caerse; hundirse; derrumbarse)
ineenzakken; ineenzijgen
- ineenzakken werkwoord (zak ineen, zakt ineen, zakte ineen, zakten ineen, ineengezakt)
- ineenzijgen werkwoord (zijg ineen, zijgt ineen, zeeg ineen, zegen ineen, ineengezegen)
desplomarse
naar beneden donderen
- naar beneden donderen werkwoord
desplomarse
zich langzaam laten vallen; neerzinken
- zich langzaam laten vallen werkwoord
- neerzinken werkwoord (zink neer, zinkt neer, zonk neer, zonken neer, neergezonken)
desplomarse (decaer; caducar; hundirse; derrumbarse; caer en ruina; deshacerse; declinar; desmoronarse; desintegrarse; desmedrar; fragmentarse)
vergaan; vervallen; verkommeren
- vergaan werkwoord (verga, vergaat, verging, vergingen, vergaan)
- vervallen werkwoord (verval, vervalt, verviel, vervielen, vervallen)
- verkommeren werkwoord (verkommer, verkommert, verkommerde, verkommerden, verkommerd)

Conjugations for desplomarse:

presente

me desplomo
te desplomas
se desploma
nos desplomamos
os desplomáis
se desploman

imperfecto

me desplomaba
te desplomabas
se desplomaba
nos desplomábamos
os desplomabais
se desplomaban

indefinido

me desplomé
te desplomaste
se desplomó
nos desplomamos
os desplomasteis
se desplomaron

fut. de ind.

me desplomaré
te desplomarás
se desplomará
nos desplomaremos
os desplomaréis
se desplomarán

condic.

me desplomaría
te desplomarías
se desplomaría
nos desplomaríamos
os desplomaríais
se desplomarían

pres. de subj.

que me desplome
que te desplomes
que se desplome
que nos desplomemos
que os desploméis
que se desplomen

imp. de subj.

que me desplomara
que te desplomaras
que se desplomara
que nos desplomáramos
que os desplomarais
que se desplomaran

miscelánea

¡desplomate!
¡desplomaos!
¡no te desplomes!
¡no os desploméis!
desplomado
desplomándose

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor desplomarse:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vallen		derrumbarse; volcar; voltear
vergaan		degeneración; degradación; descomposición; disolución; eliminación; liquidación; podredumbre; putrefacción
vervallen		caducar; vencer
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
in elkaar storten	caer en ruina; decaer; derrumbarse; deshacerse; desplomarse	derrumbarse
ineenzakken	caerse; derrumbarse; desmayarse; desplomarse; hundirse
ineenzijgen	caerse; derrumbarse; desmayarse; desplomarse; hundirse
naar beneden donderen	desplomarse
neerzinken	desplomarse
omlaagstorten	caerse; derrumbarse; desplomarse; hundirse; venirse abajo
ten gronde gaan	caer en ruina; decaer; derrumbarse; deshacerse; desplomarse
vallen	caerse; derrumbarse; desplomarse; hundirse; venirse abajo	bajar los precios; caer; caer abajo; caerse; caerse de hocico; dar con los huesos en el suelo; dar vueltas; derrumbarse; desaparecer; descender; fallar; fallecer; fracasar; frustrarse; hundirse; irse al traste; malograrse; morir; morirse; perecer; resbalarse; salir fallido; salir mal; volcar; voltear
vergaan	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	avanzar; caer; declinar; descomponerse; expirar; fallar; fracasar; gastarse; pasar; podrirse; pudrirse; transcurrir
verkommeren	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	marchitarse; resecarse
vervallen	caducar; caer en ruina; decaer; declinar; derrumbarse; deshacerse; desintegrarse; desmedrar; desmoronarse; desplomarse; fragmentarse; hundirse	avanzar; caer en ruina; declinar; disminuir; expirar; inclinarse; irse a pique; pasar; quedar en ruina; reducirse; transcurrir; zozobrar
zich langzaam laten vallen	desplomarse
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vervallen		desgastado; expirado; gastado; pasado; transcurrido
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vergaan		corrompido; indecente; inmoral; maligno; malo; perverso; rancio; vicioso

Wiktionary: desplomarse

Cross Translation:

From	To	Via
• desplomarse	→ instorten	↔ collapse — to fall down suddenly; to cave in
• desplomarse	→ instorten; neerploffen; inzakken; neervallen; neerzijgen	↔ flop — to fall heavily, because lacking energy

Computer vertaling door derden: