Desperfectos in het Nederlands vertaald uit het Spaans

Overzicht

Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...

desperfectos:
- gebreken; fouten; mankementen; ongemakken; handicaps
desperfecto:
- gebrek; fout; feil; zwakheid; manco
Wiktionary:
- desperfecto → beschadiging
- desperfecto → beschadiging, defect, gebrek, schade, afbreuk, nadeel, deficit, strop, verlies

Spaans

Uitgebreide vertaling voor desperfectos (Spaans) in het Nederlands

el desperfectos (defectos; faltas; fallos; problemas; deficiencias; privaciones; imperfecciones; patinazos; imperfecciónes)
de gebreken; de fouten; de mankementen; de ongemakken
- gebreken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- fouten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- mankementen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- ongemakken [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
el desperfectos (defectos; deficiencias; imperfecciones)
de handicaps
- handicaps [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fouten	defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas	defectos; equivocaciones; errores; fallos; faltas
gebreken	defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas
handicaps	defectos; deficiencias; desperfectos; imperfecciones
mankementen	defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas
ongemakken	defectos; deficiencias; desperfectos; fallos; faltas; imperfecciones; imperfecciónes; patinazos; privaciones; problemas	males; molestias; problemas

el desperfecto (fallo; falta; defecto; ausencia; carencia; deficiencia; error; imperfección)
het gebrek; de fout; de feil
- gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
- fout [de ~] zelfstandig naamwoord
- feil [de ~] zelfstandig naamwoord
el desperfecto (falta; defecto; deficiencia; merma; vacío; hueco; debilidad)
het gebrek; de zwakheid; het manco
- gebrek [het ~] zelfstandig naamwoord
- zwakheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- manco [het ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
feil	ausencia; carencia; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; imperfección	chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; falta; fracaso
fout	ausencia; carencia; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; imperfección	chivo; defecto; desacierto; equivocación; error; fallo; fallo de máquina; falta; fracaso; metedura de pata; patinazo; pifia
gebrek	ausencia; carencia; debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; error; fallo; falta; hueco; imperfección; merma; vacío	ausencia; carencia; defecto; defecto corporal; deficiencia; desastre; déficit; escasez; fallo; fallo de máquina; falta; falta de peso; frugalidad; impedimiento; indigencia; insuficiencia; miseria; necesidad; parquedad; penuria; pobreza; privación
manco	debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; falta; hueco; merma; vacío	carencia; defecto; deficiencia; fallo; falta; falta de peso
zwakheid	debilidad; defecto; deficiencia; desperfecto; falta; hueco; merma; vacío	debilidad; estupidez; fatiga; flaqueza; flojedad; flojera; fragilidad; inactividad; punto débil; punto flaco
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fout		equivocadamente; equivocado; erróneo; falso; impropio; incorrecto; inexacto; travieso

desperfecto

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• desperfecto	→ beschadiging; defect; gebrek; schade	↔ dégât — dommage, détérioration amener par un accident ou une cause violente.
• desperfecto	→ afbreuk; schade; nadeel; deficit; strop; verlies; beschadiging; defect; gebrek	↔ préjudice — tort ; dommage.