Overzicht
Spaans naar Nederlands: Meer gegevens...
- desmantelar:
-
Wiktionary:
- desmantelar → ontmantelen, demonteren, afbreken
Spaans
Uitgebreide vertaling voor desmantelar (Spaans) in het Nederlands
desmantelar:
-
desmantelar (desmontar; desplazar; expulsar; trasladarse; trasladar; mudarse; despachar; desarmar; extirpar; cambiar la fecha)
uit elkaar halen; ontmantelen; demonteren; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen-
uit elkaar halen werkwoord (haal uit elkaar, haalt uit elkaar, haalde uit elkaar, haalden uit elkaar, uit elkaar gehaald)
-
uit elkaar nemen werkwoord (neem uit elkaar, neemt uit elkaar, nam uit elkaar, namen uit elkaar, uit elkaar genomen)
-
Conjugations for desmantelar:
presente
- desmantelo
- desmantelas
- desmantela
- desmantelamos
- desmanteláis
- desmantelan
imperfecto
- desmantelaba
- desmantelabas
- desmantelaba
- desmantelábamos
- desmantelabais
- desmantelaban
indefinido
- desmantelé
- desmantelaste
- desmanteló
- desmantelamos
- desmantelasteis
- desmantelaron
fut. de ind.
- desmantelaré
- desmantelarás
- desmantelará
- desmantelaremos
- desmantelaréis
- desmantelarán
condic.
- desmantelaría
- desmantelarías
- desmantelaría
- desmantelaríamos
- desmantelaríais
- desmantelarían
pres. de subj.
- que desmantele
- que desmanteles
- que desmantele
- que desmantelemos
- que desmanteléis
- que desmantelen
imp. de subj.
- que desmantelara
- que desmantelaras
- que desmantelara
- que desmanteláramos
- que desmantelarais
- que desmantelaran
miscelánea
- ¡desmantela!
- ¡desmantelad!
- ¡no desmanteles!
- ¡no desmanteléis!
- desmantelado
- desmantelando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes
Vertaal Matrix voor desmantelar:
Wiktionary: desmantelar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• desmantelar | → ontmantelen; demonteren; afbreken | ↔ dismantle — take apart |
Computer vertaling door derden: